fotografie en AI

Hoe AI de fotografie op scherp stelt

Het gaat hard in de wereld van AI. Ook voor wat kunst betreft, en dan in het bijzonder de fotografie. Foam belicht welke impact de nieuwste ontwikkelingen binnen de Artificial Intelligence op fotografie hebben. Ook makers, kopers en verkopers van fotografie stellen zich vragen. Is het een uitdaging of een dreiging? Of juist een goed getimede impuls voor een medium dat zich nodig weer eens moest heruitvinden?

TEKST: Celine De Geest

Artificial Intelligence is een hot topic, maar de eerste keer dat AI de kunstwereld op zijn kop zette ligt alweer zes jaar achter ons. In 2018 veilde Christie’s een door AI gegenereerd kunstwerk voor $ 432.500 (€ 404.000). Het schilderij, als je het zo kan noemen, was een creatie van Obvious, een Parijs’ collectief. Zij zetten een algoritme aan het werk dat aan de hand van een enorme dataset van 5.000 portretten, geschilderd tussen de 14e en de 20e eeuw, een fictief portret samenstelde. De verkoop riep heel wat vragen op. Wie is hier de maker, mens of machine? Kan een algoritme creatief zijn, of gaat het hier om pure plagiaat?

De debatten blijven woeden. In 2023 haalde de discussie opnieuw de kranten: de Duitse fotograaf en AI-kunstenaar Boris Eldagsen won de Sony World Photography Award, maar weigerde die in ontvangst te nemen. De reden? Zijn foto, Pseudomnesia: the electrician, was volledig gegenereerd door de Dall-E 2-beeldgenerator van OpenAI. “AI-beelden en fotografie horen niet met elkaar te concurreren in een wedstrijd als deze”, schrijft hij op zijn website. “Het zijn verschillende entiteiten. AI is geen fotografie. Ik heb als een brutale aap meegedaan om erachter te komen of de wedstrijden voorbereid zijn op AI-afbeeldingen. Dat zijn ze niet.”

Met zijn stunt hoopte Eldagsen in de eerste plaats een discussie los te maken over AI en fotografie. Want al is het voor hem geen échte fotografie, hij is niet tegen AI gekant: “Ik zie het niet als een bedreiging voor de creativiteit. Voor mij is het juist bevrijdend. Alle grenzen die me beperkten – materiële grenzen, budgetten – doen er niet meer toe.”

NIEUWE IMPULSEN

Eldagsen is niet de enige kunstenaar die in AI veel mogelijkheden ziet. Foam presenteert deze zomer Photography Through the Lens of AI, een programma met onder andere twee tentoonstellingen in het teken van fotografie en kunstmatige intelligentie: de groepsexpositie Mirror Mirror en Paolo Cirio’s solotentoonstelling AI Attacks.

kindermeubelen

Kindermeubilair: schattig, speels en praktisch

Baby’s hebben altijd al een bed nodig gehad om in te slapen en kinderen stoelen om op te zitten. Door de eeuwen heen heeft de mens diverse meubelstukken gemaakt, waaronder wiegen die zowel functioneel als esthetisch waren, vooral als introductie van een pasgeboren kind aan de wereld. Toch werden pas in de 20e eeuw meubelstukken specifiek ontworpen voor kinderen, zoals de tentoonstelling L’enfance du design in het Centre Pompidou in Parijs laat zien.

TEKST: Anne Hustache

Ooit waren wiegen eenvoudige constructies van natuurlijke materialen zoals hout, riet of dierenhuiden, vaak opgehangen aan takken of plafonds, soms met schommelmogelijkheden. Later werden stevige, vrijstaande wiegen populair, vaak prachtig versierd, met symbolische en ceremoniële functies.

De kinderstoel, essentieel voor het voeden van kinderen, evolueerde ook door de tijd heen. Tegen het einde van de 18e en vooral in de 19e eeuw werden nieuwe pedagogische theorieën ontwikkeld, die de omgeving van het kind als educatief beschouwden. Maar pas in de 20e eeuw gingen ontwerpers de uitdaging aan om meubels te creëren die de verbeelding en het leervermogen van kinderen stimuleerden op een speelse manier, wat resulteerde in een bloeiende designdiscipine die tot op heden actief is.

1 PRIVILEGE VAN DE FARAO

Van de zes stoelen aangetroffen in het beroemde graf van Toetanchamon springt deze eruit, omdat hij vermoedelijk door de farao als kind is gebruikt. Toch lijkt niets erop te wijzen dat deze stoel de veronderstelde functie had. In plaats daarvan lijkt hij op een standaardstoel uit die periode, met de rugleuning licht gebogen naar achteren en de zitting aan de poten bevestigd met pen- en gatverbindingen. De gebruikte materialen zijn wel luxueus: ivoor, ebbenhout en verguld koper. De armen zijn versierd met bladgoud, met daarop afbeeldingen van steenbokken en woestijnplanten.

2 VOOR DE KLEINE JEZUS

Dit wiegje behoort tot een bijzonder type bekend als ‘Rust van Jezus’, vooral gebruikt in de Zuidelijke Nederlanden, van de tweede helft van de 15e tot het begin van de 16e eeuw, in zowel religieuze vrouwengemeenschappen als privéwoningen. Het gaat om rijkelijk versierde wiegjes van hout of kostbare materialen, geïnspireerd op de diverse modellen van wiegjes die in de middeleeuwen in gebruik waren, maar niet bedoeld om een echt kind te bevatten. Ze werden in de kerstperiode tentoongesteld in huiselijke kring op dressoirs, of in kloostercellen, en waren bedoeld voor devotie.

koreaanse kunst

De opmars van Koreaanse kunst

Twee maanden voor de opening van de Biënnale in Venetië vonden enkele premières al plaats in Seoul. In Maison Hermès Dosan Park van Fondation d’entreprise Hermès loopt nog tot 9-7 Beauty is a Ready-made, van kunstenaarscollectief Claire Fontaine. Hun werk Stranieri Ovunque, waarvan ook in Zuid-Korea een versie te zien is, vormt het centrale thema voor de 60e editie van de Italiaanse kunstmanifestatie. In Space K Seoul loopt een solo met werk van de Amerikaan Eddie Martinez, die hiermee zijn eerste grote show in Azië heeft, terwijl hij in Venetië de ministaat San Marino vertegenwoordigt onder de titel Nomader. Ook Rinus Van de Velde (Art Sonje Center) en Philippe Parreno (Leeum Museum of Art) vormden dit voorjaar de headliners voor enkele van de grootste kunstcentra in Seoul. Richt de Koreaanse kunstwereld hiermee zijn blik op het Westen en wijst dit op een kentering van de Koreaanse cultuur? In een land waarvan het imago in het Westen wordt beïnvloed door zijn noordelijke tegenhanger, blijken grenzen geen barrières te vormen voor culturele samenwerkingen. Dankzij een dynamische uitwisseling in beide richtingen leert de hele wereld K-kunst kennen.

TEKST: Els Bracke

De laatste jaren is er in het Westen geen ontkomen aan Koreaans getinte exposities. In mei liep in het Van Abbemuseum Sung Hwan Kim: Protected by roof and right-hand muscles af, zijn grootste solotentoonstelling tot nu toe in Europa met meer dan twintig jaar kunstenaarschap. In De Lakenhal kun je nog tot 21-07 werk bekijken van Kimsooja in de expositie Thread Roots. Kimsooja kreeg ook carte blanche van François Pinault in La Bourse om al spiegelend de wereld op zijn kop te zetten t/m 02-09. Ook in Axel Vervoordt Gallery is t/m 31-08 werk van haar te zien. Naast Nam June Paik is de grote naam in het Westen Lee Ufan, wiens beelden tijdens de elfde editie van de jaarlijkse beeldententoonstelling in Rijksmuseum te zien zullen zijn. Van Lee Ufan (°1936), die vaak maar onterecht als Japanner wordt gezien, toont het Rijks t/m 28-10 in de tuinen zeven iconische beelden en in het museum twee. Ook het S.M.A.K in Gent had vorig jaar Korea te gast met de solo Several Reenactments van Haegue Yang.

Maar niet alleen Koreaanse hedendaagse kunst verovert de museumwereld. In het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden liep in 2022 een grote keramiekexpositie die in de Koreaanse cultuurgeschiedenis dook. Ook London deed in dat jaar mee aan de K-rage, toen het Victoria and Albert Museum in het teken stond van ‘Hallyu’, oftewel de Koreaanse golf. Dit museum toonde voor de eerste keer sinds 1961 een uitgebreide kijk in de Koreaanse cultuur. In de kunstwereld heb je altijd verschillende spelers die de boel in beweging houden. Denk aan maatschappelijke reflectie, economische factoren en politieke agenda’s. Het is de combinatie van al deze factoren die het verhaal achter de groeiende interesse schrijft. De opkomst van de Koreaanse kunstmarkt is een intrigerend fenomeen dat zowel de unieke kenmerken van de Koreaanse cultuur als de bredere dynamiek van de internationale kunstwereld weerspiegelt.

Chaim van Luit

Op schattenjacht: bodemvondsten

Chaim van Luit maakt er kunst van, strandjutter Aäron Fabrice de Kisangani verwondert er mensen mee. Bodemvondsten spreken tot de verbeelding. Soms verrassend, vaak avontuurlijk. Maar waar mag je zoeken? En wat behoor je te doen als je iets van waarde  vindt?

TEKST: Ben Herremans

“Het is een schimmige zone. Op de rand van het illegale. Vaak ga ik ’s nachts zoeken. Zonder lamp. Alles op het gehoor. De metaaldetector piept. Er zitten meer dan vijftig verschillende geluiden in dat ding. Ik herken ze. Ik weet exact, op de centimeter, waar het ligt, welk volume het heeft en of het een edelmetaal is. Dan graaf ik. In het donker, op mijn knieën. Ik tast af wat ik vind, het is uiterst tactiel. Ik voel wat ik in mijn handen heb. Een Romeinse munt, bijvoorbeeld. Mijn vingers weten uit welke tijd. Dan haal ik mijn vondst uit de grond. Met mijn handen. Of met een spade. Ik weet hoe diep ik mag steken. Of ik schop het los met mijn voeten. Floep – en daar is het.”

Kunstenaar Chaim van Luit (°1985) uit Heerlen vertrekt vanuit bodemvondsten. Hij legt er verzamelingen van aan. Daaruit filtert hij artistieke concepten en zet zijn vondsten om in installaties. “Minimalistisch, ik wil mijn werk scherp en puur houden”, zegt hij. “Het moet oprecht aanvoelen.”

STRANDJUTTER

“Kunstenaar? Oei.” Aäron Fabrice de Kisangani (°1997) aarzelt. “Ik zou het arrogant vinden om mezelf zo te omschrijven.” Liever noemt hij zichzelf ‘strandjutter aan de zuidelijke Noordzee’. “Maar als je je in iets verdiept en je draagt het uit, beoefen je een vorm van kunst”, zegt hij. “Wat me misschien tot kunstenaar maakt, is dat ik mijn vondsten niet alleen voor mezelf verzamel. Ik wil verwonderen en dat is toch wat ook kunstenaars drijft: mensen bewust maken van wat er rondom hen gebeurt door te tonen wat ze zelf niet zien.”

Fabrice de Kisangani toont niet al zijn vondsten. “Het moet mysterieus blijven. Zoals kunstenaars wil ik ongrijpbaar zijn. De gelaagdheid in kunst probeer ik ook te creëren. Mensen moeten zelf leren observeren. De essentie van veel zaken is om er zich bewust van te worden. Er zit schoonheid in alles. Verwondering is de sleutel tot geluk. Ik hoop mensen zo te verwonderen dat ze gelukkig worden. Dat is mijn missie. Een oude man zei me: ‘Weet je wat je voornaam Aäron betekent? Hij die licht brengt. Dat deed je voor mij, door jou ging ik anders kijken.’ Een mooier compliment bestaat niet. Men zegt dat ik op een mooie manier aan hen blijf plakken. Al hoor ik soms van jongeren: ‘Je klinkt als een ouwe pee.’ Dat flatteert me. Dat is de rebel in mij. Ik ben geen kuddedier, ik zocht altijd liever mijn eigen weg. Het ontroert me dat ik daarin slaagde.”

erik mattijssen

Binnenkijken bij Erik Mattijssen

Beeldend kunstenaar Erik Mattijssen houdt van kunst waarover je je echt verbazen kunt, kunst die ‘van de pot gerukt’ is. Werk dat je tegelijkertijd graag om je heen wilt hebben. En dat maakt hij zelf. COLLECT bracht een bezoek aan zijn studio op de Wallen in Amsterdam.

TEKST EN FOTO’S: Koos de Wilt

Erik Mattijssen 1957, Veenendaal) is bekend van vrolijke en tegelijkertijd enigszins melancholische stillevens en interieurs in gouacheverf en pastelkrijt. Tekeningen met poppen, levensmiddelen, vazen, meubels, conservenblikken en emmers. Bijna nooit zijn er mensen op te zien: het gaat hem er meer om wat er achterblijft nadat er iets is gebeurd, nadat mensen de kamer hebben verlaten. Zo maakte Mattijssen tekeningen voor het nieuwe Isala-ziekenhuis in Meppel. Om inspiratie op te doen vroeg hij aan patiënten waar zij op dat moment het allerliefst zouden willen zijn. “De antwoorden waren verrassend en vaak heel openhartig”, zegt hij. “De ene wilde weer in zijn vrachtwagen door Europa rijden, de ander was het liefst op stap met het fanfareorkest.”

Voor het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht vroeg de kunstenaar in een brief aan de kinderen die daar noodgedwongen verbleven wat ze het meest misten als ze niet thuis konden zijn. ‘Échte’ pannenkoeken, volgens een van de patiënten, ‘niet van die slappe uit de ziekenhuismagnetron’. Die pannenkoeken maken deel uit van een groot drieluik dat Mattijssen voor de afdeling maakte. Maar hij tekende ook een slaapkamer voor de rechtbank van Amsterdam, en daar wil men nu een aanvulling op. “Daar is dat grote vel papier voor”, zegt de kunstenaar, wijzend naar de grote lege wand in zijn atelier. Hij bereidt zich eveneens alvast voor op een grote overzichtstentoonstelling in Museum More, volgend jaar. “Daarnaast werk ik aan een tentoonstelling voor Museum Belvédère in Heerenveen, met tekeningen van objecten die je kunt vinden in kruidenierswinkels”, vertelt hij. “Dat project is voor het eerst vertoond in mijn galerie in Parijs onder de naam Izrael, l’épicerie du monde, genoemd naar een kruidenierszaak in de Marais. Later verscheen het in aangepaste vorm bij Valkhof Museum in Nijmegen, in een tentoonstelling met ontwerper Ineke Hans in Kunsthal Rotterdam, in verkleinde versie bij Verwey Museum in Haarlem en in zijn geheel weer bij Tot Zover, het museum op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Daarvoor vroeg het museum de bezoekers welke voedselobjecten hen doen denken aan overleden geliefden. Die werden uitgestald op metalen schapjes in het werk.”

non fungible tokens

NFT Art. De terugkeer van het enfant terrible

Critici hadden de NFT’s al doodverklaard. Niets is echter minder waar! Met kunst als favoriete speeltuin staat de NFT-markt weer volop in de belangstelling. Analyse van een sector die zich langzamer maar ook gezonder ontwikkelt dan we hadden gedacht.

TEKST: Gwennaëlle Gribaumont

NFT’s of Non-Fungible Tokens – digitale eigendomstitels van een digitaal object, zoals een digitaal kunstwerk, foto, video, tekst of muziek, gegarandeerd door een blockchain – verschenen voor het eerst op de markt van de hedendaagse kunst in 2016 en beleefden in 2021 een duizelingwekkende groei, aangevuurd door een aantal spectaculaire successen. Een digitale collage van kunstenaar Beeple, Everydays: The First 5000 Days, ging bij Christie’s van de hand voor liefst 69,3 miljoen dollar, een paar maanden later gevolgd door het recordbedrag van 91,8 miljoen dollar voor The Merge van Pak. Het jaar erna keerde het tij echter al en zagen veel NFT-collecties hun waarde dalen. Dat was een onverwachte wending. De markt was blijkbaar te hard van stapel gelopen.

Gwenvael Launay, directeur van het Brusselse filiaal van Almine Rech, legt uit waar de belangstelling van de sector voor dit fenomeen vandaan komt: “Het is een klassiek patroon: wanneer een nieuw medium verschijnt, ontstaat daar grote opwinding over, juist omdat het nieuw is, maar die interesse verdwijnt gaandeweg ook weer. Toen dit medium verscheen, stelden we onze kunstenaars voor hen te ondersteunen bij de ontwikkeling van NFT’s. Zo hebben we Kenny Scharf, César Piette en Brian Calvin gesteund bij hun productie van NFT’s. Momenteel houden we ons wat afzijdig van deze sector, maar als een van onze kunstenaars zich wil gaan toeleggen op de verkoop van NFT’s, zullen we die graag steunen.ˮ

Dat is een gewaagde gok, gezien de twijfelachtige reputatie van NFT’s. Benjamin Spark is een beeldend kunstenaar die naast zijn schilderijen op doek ook een digitale praktijk heeft ontwikkeld en nu een vooraanstaande spreker over dit onderwerp is. Hij is ook een vroege verzamelaar van NFT’s. Hij legt uit: “Het is een nichesector die voorbehouden is aan insiders, niet in de laatste plaats omdat er verschillende barrières zijn voor toegang tot de markt: de handel vindt plaats in cryptomunten, je hebt een digitale portemonnee (‘wallet’) nodig en er zijn een paar dingen die je moet begrijpen voordat je je op deze markt begeeft.”

afrikaanse kunst

Feest van diversiteit

Het is pas na een grote inhaalbeweging in de 21e eeuw dat de Afrikaanse schilderkunst de erkenning kreeg die ze verdiende. Steeds meer tentoonstellingen sluiten nu aan bij die golf van enthousiasme. De tentoonstelling When We See Us in Bazel staat in het teken van de vreugde en biedt een boeiend overzicht van een eeuw van figuratieve kunst te danken aan kunstenaars uit Afrika en de diaspora.

TEKST: Gwennaëlle Gribaumont

Eerder was de door Koyo Kouoh en Tandazani Dhlakama geïnitieerde tentoonstelling When We See Us in avant-première al te zien in Zeitz MOCAA (Kaapstad). In Bazel is Maja Wismer de curator van dienst. Ze is het hoofd van de afdeling hedendaagse kunst van het Kunstmuseum. Ze vat de centrale idee van de expositie als volgt samen: “Het curatoriële concept werd bedacht na grondig onderzoek en lange gesprekken gevoerd door Koyo Kouoh en zijn team. Het kwam erop aan een zo breed mogelijk ensemble figuratieve schilders te presenteren, met werken die in het teken van de vreugde staan. De focus ligt dus op de positieve aard van de werken. Het oudste werk dateert uit 1920. Het geheel bestrijkt meer dan honderd jaar van schilderkunst en biedt dus een mooi historisch overzicht.ˮ

Het decorontwerp is van Wolff Architects. We krijgen meer dan tweehonderd werken uit 26 landen te zien, van zo’n 120 verschillende kunstenaars en uit 74 openbare en privécollecties,. We mogen dus echt wel spreken van een caleidoscopisch ensemble. De tentoonstelling is rechtstreeks geïnspireerd door de Netflix-miniserie When They See Us (2019). De regisseur van de serie, de Amerikaanse Ava DuVernay, verwijt witte mensen zwarte jongeren steevast te zien als potentiële misdadigers. De titel van de tentoonstelling zorgt meteen voor een ander perspectief. Koyo Kouoh: “Die ‘we’, dat zijn de Afrikanen en hun nazaten in Amerika en elders. De expo laat zien hoe het leven als zwarte wordt uitgebeeld door de Afrikanen zelf.ˮ

Het loont beslist de moeite te tonen hoe die kunstenaars het eigen bestaan zien. Eeuwenlang werden Afrikanen immers afgebeeld door westerse kunstenaars, uit hun heel eigen oogpunt, nu eens overdreven mooi voorgesteld, dan weer in een gewelddadige of onderdanige context. De Afrikaanse kunstenaars zorgen voor een belangrijke trendbreuk: na een lange periode van westerse dominantie schrijven ze nu hun eigen kunstgeschiedenis, uit een anti-exotisch oogpunt. Hier gaat het hoegenaamd niet over de trauma’s die het kolonialisme heeft nagelaten. Integendeel, ze brengen een ode aan de veerkracht, de levensvreugde en de politieke dimensie van ‘Black Joy’.

ICONOGRAFISCHE VERWANTSCHAP

De tentoonstelling vertrekt van iconografische gelijkenissen en is opgedeeld in zes hoofdstukken. Het eerste, Triomf en emancipatie, handelt over het gevoel van trots over de eigen geschiedenis en de successen, ondanks tegenstand en onderdrukking.

rombout verhulst

400 jaar Rombout Verhulst, de vergeten beeldhouwer

Dit jaar is het precies 400 jaar geleden dat Rombout Verhulst in Mechelen werd geboren. In onze tijd is het grote publiek hem wellicht ietwat vergeten, maar in de tweede helft van de 17e eeuw was hij de belangrijkste beeldhouwer in de Republiek.

TEKST: Stefan Glasbergen

De 17e eeuw was voor de Republiek enerzijds een periode van economische voorspoed. Ook de wetenschap en de kunsten beleefden onmiskenbaar een hoogtepunt. Anderzijds was het een periode van politieke conflicten, slavernij en oorlog. Toen Rombout Verhulst in 1624 in Mechelen werd geboren, was de Nederlandse Opstand nog volop in gang. Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) was net afgelopen en met name in de Zuidelijke Nederlanden werd tijdens zijn jeugd fel gevochten tussen de troepen van de opstandige Republiek en die van het Spaanse Rijk.

Verhulst woonde in Amsterdam toen dit conflict in 1648 met de Vrede van Münster werd beëindigd. Daar aanschouwde hij met zijn eigen ogen de bloei die de stad op dat moment doormaakte. Verhulst zou de rest van zijn leven in de Republiek blijven en maakte in die periode drie van de vier Engels-Nederlandse oorlogen mee. De derde Engels-Nederlandse Oorlog (1672-1674), die in het Rampjaar begon, springt daarbij het meest in het oog. Verhulst woonde op dat moment in Den Haag en was daar zeer waarschijnlijk ooggetuige van de lynchpartij waarbij de gebroeders De Witt werden vermoord. De praalgraven die Verhulst voor allerlei gesneuvelde zeehelden maakte, zijn stille getuigen van de oorlogen die hij zelf heeft meegemaakt.

Verhulst zat dankzij zijn werk als beeldhouwer opvallend vaak dicht bij het vuur. Hij ontwierp het grafmonument voor Adriaan Clant, een van de Nederlandse onderhandelaars bij de Vrede van Münster. Hij was de belangrijkste ontwerper en uitvoerder van grafmonumenten voor hooggeplaatste militairen, zoals Tromp en De Ruyter, en stond in die hoedanigheid in nauw contact met leden van de Staten-Generaal, die dikwijls als opdrachtgever voor dit soort monumenten optraden, en met de nabestaanden van deze vlootvoogden. Hij leverde werk voor het nieuwe stadhuis op de Dam (thans het Paleis op de Dam), maar tegelijk ook voor stadhouderlijke paleizen als Huis ten Bosch en Paleis Soestdijk. Het verhaal van Rombout Verhulst gaat daarom over meer dan alleen zijn artistieke prestaties. Het is ook een geschiedenis van een migrant die in een jonge natie, die verscheurd werd door interne en externe conflicten en wist op te klimmen tot de absolute top in zijn vakgebied en de hoogste kringen in de Republiek. Zijn verhaal begint in zijn geboortestad Mechelen, waar hij zijn opleiding genoot, en voert ons vervolgens langs zijn andere woonplaatsen: Amsterdam, Leiden en Den Haag.

carel de moor

Carel de Moor: schilderen met een vleiend penseel

Talent, hard werken en een flinke dosis geluk. Dat zijn de factoren die het succes van Carel de Moor verklaren. Onlangs verscheen een monografie en oeuvrecatalogus ineen over de Leidse schilder.

TEKST: Bernadette van der Goes

Als zoon van een uit Antwerpen afkomstige lijstenmaker en kunsthandelaar, werd Carel de Moor (1655-1738) precies op het moment geboren waarop de Hollandse schilderkunst halverwege de 17e eeuw tot volle bloei was gekomen. Zijn voorgangers perfectioneerden de realistische weergave van doorgaans alledaagse onderwerpen en hadden daarin een zeer hoog niveau bereikt. Tegen de tijd dat De Moor, na een leertijd bij achtereenvolgens Gerrit Dou, Abraham van den Tempel, Frans van Mieris en Godefridus Schalcken, in 1674 zijn eerste schilderij signeerde, was die ontwikkeling over het hoogtepunt heen en begon de Hollandse schilderkunst geleidelijk haar eigenheid te verliezen.

De zo unieke en kenmerkende realistische, soms zelfs rauwe, stijl waarin de Hollandse schilders tot die tijd hun onderwerpen zo natuurgetrouw en levensecht mogelijk afbeeldden, maakte vanaf 1670, onder invloed van de Franse en Italiaanse schilderkunst, plaats voor een geïdealiseerde manier van schilderen, die in heel Europa in de mode raakte. Belangrijk criterium was of een schilderij van goede smaak getuigde. Ook Nederlandse kunstenaars streefden voortaan in hun historieschilderkunst naar volmaakte klassieke schoonheid, beeldden in hun genrestukken vooral nette, beschaafde mensen af en benadrukten op de portretten die zij van de heersende elite schilderden deftigheid en elegantie. Dat het werk van Carel de Moor daarop geen uitzondering vormde, blijkt uit de vuistdikke en zeer complete monografie en catalogue raisonné die Pamela Fowler en Piet Bakker over de schilder samenstelden. De Moor was een van de belangrijkste portretschilders van zijn tijd, maar schilderde ook historiestukken, pastorale voorstellingen, genrestukken en zelfs een stilleven. Verder zijn tekeningen en prenten van De Moor bekend. Het boek is de eerste grote wetenschappelijke studie over hem.

GOUDEN MEDAILLE

Om zich in de nieuwe, minder realistische manier van schilderen te bekwamen was Carel de Moor aan het eind van zijn leertijd speciaal naar Godefridus Schalcken in Dordrecht gegaan. Arnold Houbraken vermeldt in zijn De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen uit 1718 dat Schalcken hem leerde te schilderen met een ‘vleyend penseel’. Dat wil zeggen in een gladde en geïdealiseerde stijl, waarbij de penseelstreken zo fijnmazig en gedetailleerd zijn aangebracht dat ze nauwelijks zichtbaar zijn, terwijl de afgebeelde stoffen en andere texturen toch niet van echt zijn te onderscheiden.

rudolf bonnet

Rudolf Bonnet: geïnspireerd door schoonheid

Rudolf Bonnet behoort tot de grootste westerse kunstenaars die op Bali hebben gewerkt.  De Indonesische president Soekarno was een groot bewonderaar van zijn werk. Daarnaast is Bonnet van grote betekenis geweest voor de moderne Balinese kunst. Met een nieuw boek wil het Zeeuws Veilinghuis, dat vele werken van hem heeft afgehamerd, deze in Nederland onderbelichte kunstenaar internationaal opnieuw onder de aandacht brengen.

TEKST: René de Visser

Rudolf Bonnet (1898-1978) was tijdens zijn lange leven uiterst productief. De in Amsterdam geboren kunstenaar, die naast schilder ook fotograaf en architect was, werkte niet alleen in Nederland, maar ook in Italië en Tunesië, en op Bali. Tot een van zijn belangrijkste werken behoort Melasti, een pasteltekening die hij op dit Indonesische eiland maakte. Bonnet is vooral bekend door zijn Balinese werk en heeft ook veel betekend voor de kunstenaars die daar werkten. Melasti is een van de mooiste van de circa 150 Bonnets die het Zeeuws Veilinghuis onder de hamer heeft gehad. Het laat duidelijk zien dat de kunstenaar op hoge leeftijd – hij was toen 82 jaar – nog altijd werk van de hoogste kwaliteit kon maken.

Bonnet werkte vooral op papier, en daarin was hij, uitzonderingen daargelaten, een meester. Zijn werken op papier zijn zelfs vaak nog virtuozer dan zijn olieverfschilderijen. Ook bij Melasti is dat het geval. Afgebeeld zijn drie Balinese vrouwen tijdens een ‘melasti’, een processie waarbij tempelbeeltenissen ter rituele reiniging naar het strand gedragen worden. Deze ceremonie vindt plaats enkele dagen voor het Balinese Nieuwjaar.

Zoals in al zijn werk is de anatomie van de vrouwen zeer accuraat weergegeven. Daarnaast is typisch voor Bonnet dat de geportretteerden de beschouwer niet aankijken: ze zijn en profil getekend. Ook het gebruik van blauw, onder meer zichtbaar in hun haren en in de om hun sarongs gewikkelde sjaals, is vrij opvallend. Blauw is eveneens op diverse andere portretten van Bonnet prominent aanwezig. Ook andere kleuren zijn verwerkt in de sarongs en in de frangipanibloemen. Knap is dat de kunstenaar in deze tekening de plechtigheid van het moment fraai weet te vatten.

PRESIDENTIËLE BELANGSTELLING

Portretten van meerdere personen door Bonnet komen zelden op de markt. Zeker aan het einde van zijn leven maakte hij er niet zoveel. Dit gegeven, naast de vrij grote afmetingen (72 x 96 cm) en de uitgewerkte details, maakt Melasti tot een echt topstuk. Ook financieel kwam dat tot uitdrukking: het werk werd in december 2014 voor € 380.000 afgehamerd bij het Zeeuws Veilinghuis.

Xander Karskens

De wandeling, met Xander Karskens

Architectuur, natuur en kunst zijn in onze tijd meer dan ooit met elkaar verstrengeld geraakt. Dat idee had het echtpaar Jo en Marlies Eyck echter al decennialang in de praktijk gebracht, op hun buitenplaats Kasteel Wijlre in Zuid-Limburg. Kunsthistoricus en curator Xander Karskens pakte de uitdaging op om in hun geest verder uit te bouwen.

TEKST EN FOTO’S: Koos de Wilt

Het 17e-eeuwse landhuis bevindt zich in het glooiende dorpje Wijlre, waar het Brand-bier nog wordt gebrouwen en waar verder vooral rust heerst. Het is de werkplek van de in Breda geboren Amsterdammer Xander Karskens (1973), directeur en curator op buitenplaats Kasteel Wijlre: “Vorig jaar woonde Marlies Eyck hier nog waar ze vanaf 1981, samen met haar man Jo, het in verval geraakte kasteel, het koetshuis en de kasteeltuin grondig heeft gerestaureerd. Het is een gesamtkunstwerk geworden van architectuur en natuur en kunst. Steeds meer mensen, onder wie kunstenaars, houden zich bezig met onderwerpen als klimaat, biodiversiteit en natuur. Dat maakt deze buitenplaats heel actueel.’”

In het voorjaarszonnetje, op de binnenplaats aan de vijver met goudvissen, serveert de kunsthistoricus een Limburgse perenvlaai bij de koffie. “Persoonlijk ben ik tijdens corona een andere relatie met de buitenruimte gaan zoeken. Net als veel anderen ben ik veel gaan wandelen in de natuur en ben ook mijn hobby als vogelaar steeds meer gaan verbinden met mijn belangstelling voor kunst. Hier op deze buitenplaats komt dat allemaal samen. Dagelijks zie ik de Gebroken cirkel van Ad Dekkers midden op het grasveld voor het kasteel, maken we hier tentoonstellingen met hedendaagse kunst en horen we zo nu en dan de grote bonte specht die een vrouwtje probeert te verleiden met zijn geroffel. Kunst en natuur zijn hier nauw met elkaar verstrengeld.”

HONDERD TINTEN GROEN

Het landgoed is door Jo Eyck (1929-2021) en Marlies Eyck (1938-2023) in 2017 geschonken aan het Elisabeth Strouven Fonds, dat zorgdraagt voor het onderhoud en de restauratie van het landgoed. Daarnaast is er Stichting buitenplaats Kasteel Wijlre, die verantwoordelijk is voor de exploitatie, de culturele programmering van tentoonstellingen en projecten en het onderhoud van de tuinen.

davidsz de heem

Het stilleventheater van Jan Davidsz de Heem

Onwillekeurig zou je kunnen denken aan de verbeelding van de overvloed en wellicht het bijbehorende onbehagen dat de Engelse historicus Simon Schama als uitgangspunt nam voor zijn The Embarassment of Riches, in het Nederlands verschenen onder de titel Overvloed en onbehagen (1988). Wat een framing voor dit schilderij, een waar archetype van het Nederlandse pronkstilleven uit de 17e eeuw.

TEKST: Ewoud Mijnlieff

Jan Davidsz de Heem (1606-1684) woonde en werkte in meerdere steden voor langere tijd. Hij is een van die vele kunstenaars die uiteindelijk niet werkelijk lokaal gebonden waren. De Heem werd in hetzelfde jaar geboren als Rembrandt en zou ook een paar jaar in diens geboortestad werken. Zelf kwam hij ter wereld in Utrecht, waar hij vermoedelijk in de leer ging bij de bekende (bloem-)stillevenschilder Balthasar van der Ast. Toen hij in 1626 naar Leiden verhuisde – Rembrandt was net in dat jaar op eigen benen gaan staan – leerde hij daar Aletta van Weede kennen, met wie hij in het huwelijk trad. In Leiden legde hij zich toe op monochrome (eenkleurige) stillevens: sobere variaties in een of twee tinten met veelal boeken en muziekinstrumenten als onderwerp, in bepaalde opzichten verwant aan het werk van plaatselijke schilders als David Bailly (1584-1657) en Harmen Steenwijck (1612-na 1656).

Vanuit Leiden trok De Heem zo’n tien jaar later verder naar Antwerpen en werd daar lid van het Sint-Lucasgilde, een verplichting om zijn vak te mogen uitoefenen. Het waarom van die verhuizing is overigens nog altijd onduidelijk. Nadat zijn echtgenote daar kwam te overlijden, trouwde hij een jaar later opnieuw, deze keer met Anna Ruckers, telg uit een beroemde familie van muziekinstrumentenmakers. Onder invloed van de lokale tradities, denk bijvoorbeeld aan de stillevens van Daniël Seghers of Frans Snyders, werd zijn thematiek barokker en de schildertrant zwieriger.

Woonde De Heem overwegend in Antwerpen, toch liet hij zich ook nog geregeld zien in zijn geboortestad Utrecht, bijvoorbeeld in de aaneengesloten jaren 1667-72: zo werd hij in 1669 niet voor niets opnieuw lid van het Lucasgilde aldaar.

biennale venetie

Biënnale: artistiek hoogtepunt of politiek strijdtoneel?

In 2024 viert de Biënnale van Venetië haar zestigste editie. Met een grote centrale tentoonstelling en aparte presentaties per land, verdeeld over paviljoenen in de Giardini, l’Arsenale en de hele stad, is het een van de grootste manifestaties van hedendaagse kunst ter wereld. In 1895 ontstaan als toetssteen van de kunstwereld, lijkt de Biënnale steeds meer te evolueren naar een spektakelscenario. Hoe interessant of accuraat is de traditionele vertegenwoordiging van landen nog in een sterk geglobaliseerde kunstwereld? In hoeverre is zij vernieuwend en toonaangevend, of spelen onderhuids andere agenda’s mee?

TEKST: Tamara Beheydt

België was het eerste land dat voor de Biënnale van Venetië in de Giardini een eigen paviljoen neerzette, ontworpen door architect Léon Sneyers in 1907. Het Nederlandse Rietveldpaviljoen kwam er in 1954. Voordien nam Nederland deel in het voormalige Zweedse paviljoen. De klassieke vertegenwoordiging per land wordt tot vandaag aangehouden. Elk land stuurt een curator en kunstenaar(s), die onderling strijden voor de Gouden Leeuw, de prijs voor beste paviljoen. Maar de mogelijke impact is nog veel voelbaarder buiten Venetië zelf.

De deelname aan de Biënnale is een vorm van bekroning en erkenning. In eigen land staat het garant voor een vorm van prestige, weliswaar als het project zelf ook goed ontvangen wordt, door nationale en internationale spelers. Zo was zijn deelname in 2001, met een reeks schilderijen over de Belgische wanpraktijken in Congo, een scharnier in de carrière van Luc Tuymans. In 2003 daarentegen zorgde de Belgische deelname voor een ander soort ophef. De tentoonstelling van Valérie Mannaerts en Sylvie Eyberg, gecureerd door Thierry de Duve, viel niet in goede aarde. Met name ‘kunstpausen’ Jan Hoet en Harald Szeemann uitten publiekelijk zware kritiek.

In 2022 werd België vertegenwoordigd door Francis Alÿs, een kunstenaar die weliswaar in het land geboren is, maar al veertig jaar woont en werkt in Mexico

marisa merz

De vele gezichten van Marisa Merz

Marisa Merz, echtgenote van de beroemde kunstenaar Mario Merz, staat bekend als de enige vrouw in de Italiaanse Arte Povera. Haar oeuvre werd meermaals bekroond en het ontbrak haar niet aan internationale erkenning. Het museum LaM in Villeneuve d’Ascq presenteert Ascoltare lo spazio – Écouter l’espace, haar eerste overzichtstentoonstelling in Frankrijk na dertig jaar.

TEKST: Christine Vuegen

Ze had een atelier in het appartement in Turijn, waar ze woonde met haar beroemde echtgenoot Mario Merz en hun dochter Beatrice. Daar boetseerde ze kleine hoofdjes, schilderde gezichten en breide schoentjes en andere kunstwerken van nylon- en koperdraad aan de keukentafel. Een vroeg werk is BEA uit 1968, een gebreide sculptuur waar de breinaalden nog insteken.

In het veelzijdige oeuvre van Marisa Merz (1926-2019) zijn de vele hoofdjes en geschilderde gezichten misschien meer bekend, maar dit is toch een belangrijk werk. Het getuigt prachtig van een pionierende kunstpraktijk, experimenteel en vanuit haar persoonlijke leven als vrouw en moeder. Beeld je in hoe ze aan de keukentafel met nylondraad zat te breien, met drie naalden zoals sokken tot stand komen. Waarschijnlijk in het gezelschap van haar achtjarig dochtertje Beatrice, roepnaam Bea. De drie letters van de naam zijn gevormd met breiwerk in zachte overvloeiende kleuren: blauwig, bruin en watergroen. Nogal schots en scheef, en er steken kriskras breinaalden in. Zelfs met de lussen er nog op. Als de naalden eruit worden getrokken, rafelt het kunstwerk.

BEA oogt teder, speels, intiem, broos en kwetsbaar. Het is bijna niet te geloven dat dit werk in 1970 op het strand in Fregene lag en die expositie overleefde. Gebreide kunstwerken op het strand werden overspoeld door het water en dreigden te verdwijnen in de zee. Het was een extensie van een belangrijke solo in galerie L’Attica in Rome, waar een actie bij hoorde. Vanuit een gehuurd vliegtuigje gaf Merz de vlieghoogtes door, die op de grond werden genoteerd en daarna vertaald in een kunstwerk.

KUNST IS ORGANISCH

Marisa Merz schoof het idee van kunst voor de eeuwigheid van de baan. Ze benadrukte de tijdelijkheid en tartte de vergankelijkheid. BEA is een icoon van fragiliteit.

tentoonstelling redders op zee

Ode aan KNRM-vrijwilligers

Het reddingstation in Katwijk heeft een indrukwekkende geschiedenis van twee eeuwen als onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij. Sinds 1824, met Cornelis van der Bent als eerste geregistreerde lid, is de KNRM cruciaal geweest bij het redden van levens op zee. Haar lange traditie omvat uitdagende reddingsoperaties vanaf een kust zonder haven, waar reddingsboten moedig de branding moesten trotseren. Een van de meest memorabele reddingsacties vond plaats in 1935, toen de bemanning van de roeireddingboot de Mewa X, een vissersschip met veertien bemanningsleden en een lading haring, veilig aan wal bracht, ondanks de ruwe omstandigheden. Deze heldhaftige geschiedenis wordt nu gevierd in de tentoonstelling Redders op zee – 200 jaar Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij in het Katwijks Museum. Kunstwerken en verhalen komen hier samen om de toewijding van de KNRM-vrijwilligers door de eeuwen heen te belichten.

www.katwijksmuseum.nl

george hendrik breitner

Een nieuwe Breitner

George Hendrik Breitner staat bekend als ‘de schilder van Amsterdam’ en ‘Nederlands impressionist’. Maar dekken deze kwalificaties de lading? Kennen we Breitner wel echt? In Singer Laren keren we terug naar de basis: zijn kunstwerken. Wat zien we wanneer we met onze neus bovenop Breitners schilderijen en tekeningen staan? Wat doet hij met lijn, kleur en compositie? Een nieuwe Breitner komt naar voren, een pionier voor wie onderwerpen geen doel op zich zijn, maar een middel om te experimenteren met gedurfd kleurgebruik en expressief lijnwerk. Zijn kunst is verf en voorstelling tegelijk.

TEKST: Suzanne Veldink

De tentoonstelling Breitner in Singer Laren combineert echte publiekslievelingen met minder bekend werk, veelal afkomstig uit internationale particuliere collecties, waaronder een uitgebreide selectie compromisloze levensgrote naakten naar vrouwelijk model. George Hendrik Breitner (1857-1923) tekende en schilderde ze tussen 1886 en 1893. De modellen kwam hij tegen in het Amsterdamse nachtleven of kende hij uit zijn privéleven. Hij liet ze poseren tegen een achtergrond van telkens wisselende kleurige doeken en tapijten.

Een van deze jonge vrouwen was Anne, haar achternaam is onbekend gebleven. In een schilderij uit de collectie van Museum Boijmans van Beuningen, dat ontstond rond 1888/1889, slaapt of sluimert ze met haar hoofd rustend op gekruiste armen. Het is een intiem tafereel met tegelijkertijd een voyeuristisch perspectief: Breitner speelde met het idee dat deze vrouw zich niet bewust is van haar beschouwer.

Het ging de kunstenaar in dit schilderij niet om een zo realistisch mogelijke benadering van het vrouwelijk lichaam, maar om de kracht en expressie die uitgaat van kleuren en een brede kwaststreek. Breitner modelleerde voornamelijk met grote vlakken kleur. Met grove, expressieve penseelstreken boetseerde hij het witblauwe laken waarop Anne ligt, terwijl slim geplaatste hooglichten op bijvoorbeeld haar schouder, borst en opgetrokken knie het werk een aantrekkelijke levendigheid geven. Lijnen gebruikte de kunstenaar alleen als hij vormen extra wilde benadrukken, zoals bijvoorbeeld in het geval van de tenen die Anne achteloos achter haar kuit heeft gehaakt.

RADICAAL MODERN KUNSTENAAR

Toen Breitner Anne (Liggend naakt) schilderde, hield hij zich al een kleine drie jaar intensief bezig met het thema van het vrouwelijk naakt.

geschiedenis van de portefeuille

De portefeuille: een trouwe metgezel

Waarvan is de uwe gemaakt? Van leer of plastic? Uw portefeuille bevat wellicht aparte vakken voor kaarten en documenten, maar ook een muntvak met een rits of drukknop. Tegenwoordig lopen er nog maar weinig mensen rond zonder portefeuille. De evolutie van dit nu vrijwel onmisbare accessoire verliep parallel met die van zijn inhoud, zoals geld en later ook diverse andere betaalmiddelen.

TEKST: Anne Hustache

Toen men omstreeks de 16e eeuw de term ‘portefeuille’ begon te gebruiken, betekende die letterlijk ‘drager van bladen’, een soort map om documenten in mee te nemen. De portefeuille zou veranderen met de komst van bankbiljetten, die in Europa verschenen rond het midden van de 17e eeuw. Als drager van kostbare dingen heeft de portefeuille natuurlijk verre voorlopers, zoals zakjes vervaardigd van dierenhuid of doek, gedragen aan een gordel of om de nek, met daarin kleine nuttige objecten en geldstukken. Dergelijke beurzen bestonden al in het oude Griekenland. De portefeuille evolueerde naarmate er steeds meer betaalmiddelen beschikbaar werden en groeide ook uit tot een symbool van de maatschappelijke status van de bezitter. Tegenwoordig maken vrijwel alle merken van lederwaren en accessoires portefeuilles, van de meest banale exemplaren tot de meest luxueuze.

VEILIG PRONKEN – 1400

De eigenaar van deze buidel van bewerkt leer moest een gordel of riem tussen de twee bovenste lussen steken om de buidel aan zijn middel te kunnen vastmaken. Zo was die meteen ook beschermd tegen eventuele diefstal, terwijl de bezitter kon pronken met een als luxueus beschouwd object, een teken van standing, aangezien lang niet iedereen zich zo’n ding kon veroorloven.

online veilingen drouot

De veilingwereld na covid

Door de lockdowns tijdens de coronapandemie zagen de veilinghuizen zich genoopt hun werkwijze te herzien en hun relaties met de klanten aan te passen. Er waren momenten dat alles digitaal verliep, maar dat is nu weer voorbij. Toch is er sprake van een blijvende invloed op de kunstmarkt en op de marktspelers. We staken ons licht op bij Drouot.

TEKST: Gilles Bechet

Het begon allemaal in de lente van 2020. Het lijkt intussen alweer een eeuwigheid geleden … Plots kreeg onze wereld te maken met een pandemie en kwam het tot lockdowns. Aangezien de veilinghuizen hun zalen moesten sluiten, organiseerden ze dan maar veilingen via internet. De geleidelijke overgang naar het digitale was op de kunstmarkt al begonnen halverwege de jaren 90. Veel veilinghuizen hadden reeds een gemengd systeem op touw gezet, waardoor ze in 2020 zonder al te veel problemen konden overschakelen op volledig digitale veilingen. In het laatste rapport van Artprice liet Thierry Ehrmann, ceo van Artmarket.com, optekenen dat die plotse overgang naar het volledig digitale zonder meer spectaculair was: “De aankondigingen van onlineveilingen stegen met liefst 2700% en van 2019 tot 2022 zagen we een toename van de livestream-veilingen met 810%. Dergelijke cijfers had men niet verwacht vóór 2025-2027.ˮ

Na de aanvankelijke euforie kwam onvermijdelijk een terugval. Zoals te lezen staat in het laatste rapport van Art Basel UBS waren na de piek van 2020 de veilingen die uitsluitend online verliepen goed voor 16% van het totaal in 2022. Dat is een daling van 4% ten opzichte van 2021 en van 9% ten opzichte van 2020. Toch kunnen we zeggen dat de kunstmarkt niet meer dezelfde is als vóór covid. De kopers zagen zich gedwongen de eerste stap te zetten en al snel werd het voor hen een gewoonte. Bij sommigen is het zelfs een verslaving geworden.

REVOLUTIE

Er zijn nu ook nieuwe kopers, met name onder de ‘digital natives’. “We zagen stijgingen van wel 200% per jaar wat onlineveilingen betreft” vertelt Alexandre Giquello, veilingmeester en president van Drouot.com. “Sinds 2023 hebben we negen keer meer accounts dan in 2019. Op Drouot.com zijn er nu zo’n 1,5 miljoen accounts. Dat is al geen evolutie meer, maar een heuse revolutie.ˮ