De Germains: royaal zilver

De Germains, koningen van de edelsmeedkunst

De Germains waren de edelsmeden van de koningen, maar ook koningen van de edelsmeedkunst. Ze behoorden tot de vermaardste ontwerpers van hun tijd. Hun weg naar de top begon onder Lodewijk XIV. Het hoogtepunt van hun roem kwam in de rococoperiode, met de versiering van de salons van Lodewijk XV. Ze eindigden echter in een smadelijke ondergang. Nog steeds worden ze de grootste meesters van het rocaille genoemd. De beroemdste was Thomas Germain, die ook kan bogen op postume financiële erkenning: het veilingrecord in zijn categorie staat immers op zijn naam.

TEXTE: CHRISTOPHE DOSOGNE

Op 13 november 1996 ging bij Sotheby’s New York een zeldzaam stuk Frans zilverwerk uit de 18e eeuw onder de hamer. Het ging om een meesterwerk van raffinement. De prachtige, bijna 15 kilo zware soepterrine was in de jaren 1730 vervaardigd door de Parijse edelsmid Thomas Germain, een van de meest bedreven kunstenaars van zijn tijd. De grepen van de terrine hadden de vorm van een everzwijnkop, de gespleten hoeven van het dier vormden de poten. Het deksel was versierd met een stilleven, bestaande uit groenten, schaaldieren en een snip. Het stuk kon wedijveren met de beste werken van zijn tijdgenoot Jean-Baptiste Oudry (1686-1755), als schilder befaamd om zijn stillevens en jachtstukken. De terrine werd te koop aangeboden door de in Genève wonende Boliviaanse verzamelaar George Ortiz (1927-2013). Het Louvre, andere musea en sommige van de grootste verzamelaars van het einde van de 20e eeuw wilden het object maar wat graag aan hun collectie toevoegen. Uiteindelijk bood het Parijse museum dan toch niet mee. Wie de nieuwe eigenaar van dit meesterwerk werd is niet gekend maar het werd toegewezen voor $ 10,3 miljoen (€ 7,9 miljoen), een wereldrecord voor edelsmeedwerk en op dat moment het hoogste bedrag ooit neergeteld op een veiling voor Franse sierkunst. Na afloop van de veiling gaf Kevin Tierney, het toenmalige hoofd van de afdeling edelsmeedkunst van Sotheby’s, de volgende commentaar: “Het bedrag bevestigt de uitzonderlijke waarde van dit met geschiedenis beladen object, ontsnapt aan het bevel van Lodewijk XV om edelsmeedwerk te laten omsmelten ter financiering van de Zevenjarige Oorlog. Later gebeurde hetzelfde tijdens de Franse Revolutie.ˮ In welke zin is dit dan een uitzonderlijk stuk en wat rechtvaardigt die prijs?

Thomas Germain, koffiekan. Zilver en hout. Metropolitan Museum of Art, New York.

 

Dynastie van edelsmeden

Thomas Germain was de zoon van de befaamde edelsmid Pierre Germain (1645-1684), de eerste van een prestigieus geslacht. Pierre was de zoon van François Germain, die zijn meestertitel behaalde in 1642. Pierre Germain was een beschermeling van minister Colbert, die hem introduceerde bij Lodewijk XIV. Aanvankelijk was hij bekend als medailleur en metaalgraveur. Na het overlijden van Claude Ballin (1615-1678), de officiële edelsmid van het Franse hof, die de meeste van de befaamde zilveren meubelen van Versailles ontwierp, werkte Pierre zich in de kijker door de verbluffende virtuositeit waarmee hij bas-reliëfs ciseleerde, ter herdenking van de militaire overwinningen van de Zonnekoning. Vanaf 1680 zou de koning prestigieuze stukken hebben besteld voor Versailles (het is niet bekend welke precies). Als beloning voor zijn talent mocht Pierre Germain zijn intrek nemen in de fameuze galeries van het Louvre, waar tal van talentrijke kunstenaars waren gehuisvest. Pierre Germain overleed echter voor zijn veertigste. Hij had enkel de aanzet gegeven tot de roem van zijn geslacht. Het was een van zijn zonen die de reputatie van de Germains echt zou vestigen.

Thomas Germain (1673-1748), die zijn vader verloor toen hij elf was, volgde een opleiding in het atelier van schilder en graveur Bon Boullogne (1649-1717), die hem inwijdde in de klassieke Italiaanse kunst. Voor zijn uitzonderlijke talent kreeg hij al snel een medaille van de Académie. Hij genoot ook de bescherming van de markies van Louvois, waardoor hij naar Italië kon reizen. Daar bracht hij het eerste deel van zijn carrière door. Thomas Germain was een allround kunstenaar, ‘met goddelijke handen’, zoals Voltaire hem beschreef. Volgens zijn zoon François-Thomas was hij “een goede beeldhouwer, een goede modelleur, een goede tekenaar en een goede architectˮ. In 1691 zag hij zich door het overlijden van zijn beschermheer genoodzaakt in de leer te gaan bij een edelsmid in Rome, waar hij al snel blijk gaf van een uitzonderlijk talent. Niet lang daarna deden de jezuïeten een beroep op zijn diensten. Voor hen creëerde hij onder meer een grote zilveren heilige Ignatius. Onder leiding van broeder Andrea Pozzo (1642-1709) vervaardigde hij ook verschillende stukken edelsmeedwerk en sculpturen voor het altaar van de Gesù-kerk. Zeer gewaardeerd waren zijn vernieuwende en geraffineerde stijl, en de elegante manier waarop hij gietwerk wist te ciseleren. Thomas Germain verwierf al snel een uitstekende reputatie in heel Italië. Hij werkte een tijd in dienst van de stad Florence, en vervolgens in Livorno. In 1706 keerde hij terug naar Frankrijk, overladen met roem. De stukken die hij vanaf dan creëerde, zouden zijn reputatie nog meer glans verlenen. Zo kreeg hij bestellingen van Lodewijk XIV en de kinderen die de koning had met Madame de Montespan, met name Louis-Alexandre de Bourbon, de graaf van Toulouse. Hij werkte ook voor regent Filip van Orléans. Toen hij in 1720 zijn meestertitel behaalde, groeide zijn faam nog. In 1748 creëerde hij in opdracht van de koning de beroemde gouden girandoles, bestemd voor de koninklijke slaapkamer, in Versailles.

In 1726 bestelde koningin Marie Leszczyńska bij hem een luxueuze toilettafel. De stijl van Thomas Germain verraadde de invloed van het rocaille, dat in Frankrijk opkwam ten tijde van de Régence. Het sierlijke lijnenspel in zijn œuvre doet denken aan de windingen van schelpen. De inventarissen uit die tijd laten zien dat er een aanhoudende reeks bestellingen was, bedoeld om weer tot een volledig ensemble koninklijk zilverwerk te komen. Het ging met name om toilettafels, tafelserviezen en -versieringen. De vorige waren omgesmolten om er de eindeloze oorlogen van de Zonnekoning mee te bekostigen. Anderzijds wilde men ook de stijl van het Franse hof vernieuwen. Nog altijd had die stijl overal in Europa een sterke invloed. Thomas Germain werd door de Franse overheid ook gevraagd fraaie stukken te creëren om te schenken als diplomatieke cadeaus, waardoor zijn internationale faam nog meer groeide. Door de verbluffende artistieke kwaliteit van zijn stukken én door het feit dat hij zo populair was aan het hof werd Thomas Germain al snel de favoriete ontwerper van andere koninklijke hoven. In 1723 klopte de Portugese koning bij hem aan, in 1726 was dat de Spaanse en in 1733 het koninkrijk der Beide Siciliën.

Thomas Germain, soepterrine met deksel en standaard, 1729-1730. Zilver, 21,6 x 43,3 x 35,2 cm, 7,9 kg. Detroit Institute of Arts.
François-Thomas

Thomas Germain, die in 1723 zijn intrek had genomen in de galeries van het Louvre, waar hij ook zijn winkel had, stond aan het hoofd van een groot atelier, met een twintigtal medewerkers. Later zouden de meesten van hen ook voor zijn zoon gaan werken. Veeleisend als hij was, delegeerde Thomas Germain haast niets. Het beheer was volledig in handen van zijn vrouw, de dochter van een edelsmid. De geduchte zakenvrouw aarzelde niet een proces aan te spannen tegen wanbetalers, onder wie de fameuze markiezin van Parabère, de favoriete van de Regent. Haar kordate en onmisbare hulp zorgde ervoor dat het atelier van Germain op volle toeren kon blijven draaien. François-Thomas (1726-1791), die in 1748 zijn functie van koninklijke beeldhouwer-edelsmid erfde, moest het echter zonder die kostbare hulp stellen. Van zijn vader erfde hij ook de voorliefde voor de kunst van de vorige eeuwen – vooral de architectuur – én een grote technische vaardigheid. Wat zijn vader hem had geleerd, vulde hij aan met een opleiding aan de Academie voor schilder- en beeldhouwkunst. Van cruciaal belang waren de lessen die hij kreeg van Jean-Baptiste II Lemoyne (1704-1778), de vaste portrettist van Lodewijk XV en meester van het rocaille, een asymmetrische en overdadige decoratieve stijl, waarbij de nadruk lag op beweging en het pittoreske.

Nicolas de Largillière, ‘Portrait de Thomas Germain et sa Femme’, 1736. Olieverf op doek, 146 x 113 cm. Lissabon, Museu Calouste Gulbenkian, inv. 431.
Schrijfdoos in het Louvre

Behalve vakkennis erfde François-Thomas ook een collectie tekeningen en modellen die zijn vader zijn hele carrière lang had gebruikt en die voor hem van onschatbare waarde waren. Zijn eerste grote opdracht was blijkbaar een tafelservies, vervaardigd in 1752 voor de nabob van Golconda, al had de Portugese koning Johan V in 1747 al een schrijfdoos van vermeil bij hem besteld. Die schrijfdoos is nu trouwens te bewonderen in het Louvre. De Portugese koning verlangde van hem “het meest volmaakte ding dat hij kon vervaardigenˮ. In zijn door Christiane Perrin geschreven biografie staat het volgende te lezen: “François-Thomas Germain was meteen beroemd. Als geprivilegieerde edelsmid, gevestigd in de galeries van het Louvre, leverde hij aan alle hoven van Europa. Terwijl men in Sint-Petersburg en Lissabon zijn geciseleerde meesterwerken nog steeds bewondert, is men ook nog niet vergeten hoe het hele verhaal uitdraaide op een jammerlijk bankroet.ˮ Waar de vader het allemaal nog vrij bescheiden had aangepakt, bouwde de zoon het atelier uit tot een groot bedrijf, waar uiteindelijk wel 120 medewerkers aan de slag waren. Het atelier omvatte bovendien een school voor beeldhouwers. François-Thomas Germain liet het geld dat hij verdiende danig rollen en leidde een oogverblindende luxeleventje. Vanaf 1761 ging het echter bergaf. De bestellingen bleven binnenkomen, maar dat kon het dramatische einde niet meer afwenden, en in 1765 ging de zaak op de fles.Hoewel hij zijn titel van koninklijke beeldhouwer-edelsmid mocht behouden, lukte het hem niet erbovenop te komen of terug te keren naar het hof, waar zijn stijl ten tijde van Lodewijk XVI en Marie-Antoinette (die weigerden “onderdak te bieden aan een bankroetierˮ) werd verdrongen door de uitgepuurde stijl van Ange-Joseph Aubert (1736-1785). Die stijlevolutie, vanaf het begin van de jaren 1760, had Germain nochtans zelf zien aankomen. Vandaar dat hij niet alleen beeldhouwer Etienne Maurice Falconet (1716-1791), maar ook beeldhouwers Augustin Pajou (1730-1809) en Jean-Baptiste Pigalle (1714-1785) had gevraagd hem neoklassieke modellen te leveren. In het voorwoord van de eerder vermelde biografie schreef Gérard Mabille, de hoofdconservator van het paleis van Versailles: “Als edelsmid en beeldhouwer van de koning wist François-Thomas Germain onbetwistbare meesterwerken te creëren, in de stijl van het rocaille, om uiteindelijk als een echte wegbereider te kiezen voor de neoklassieke stijl, die toen begon te ontluiken.ˮ Helaas, er was geen redden meer aan. François-Thomas Germain stierf berooid en vergeten, en met die eerloze ondergang verdween meteen ook de faam van het geslacht.*Met dank aan Philippe d’Arschot voor zijn kostbare hulp!

Thomas Germain, kan, 1736-1737. Zilver, H. 22,5 cm. New York, The Metropolitan Museum of Art.

 

De edelsmeedtechniek

Thomas Germain was niet alleen getalenteerd maar ook technisch uitzonderlijk begaafd. Die vakkennis wist hij over te dragen op zijn zoon, al zou die uiteindelijk de praktische uitvoering overlaten aan anderen, om zichzelf volledig te kunnen wijden aan het ontwerpen en de artistieke leiding van zijn atelier. In dat atelier kon men kiezen uit een grote collectie bijzonder geraffineerde ontwerpen (meer dan zevenhonderd tekeningen). Eerst maakte men een model van was, klei of gips, dat men gebruikte als gietvorm. Daar goot men dan lood, koper of tin in. Vervolgens werd het lichaam van het object (terrine, middenstuk, toilettafel, kandelaar, enz.) bewerkt en voorzien van een weelderige versiering, soms in hoog reliëf. Het waren pareltjes van de rocaillestijl. Veel kleine opzetstukken (vruchten, wild, vissen, groenten, kruiden, enz.), vaak gemouleerd ‘naar de natuur’, had men nog te danken aan Thomas Germain. Men kon er eindeloos veel versieringen mee creëren. Vader en zoon beheersten ook als echte virtuozen technieken als het ciseleren (waarbij men met een steekbeitel figuren maakt in gegoten metalen voorwerpen), het graveren van motieven met behulp van een burijn, en het aanbrengen van kleine decoratieve sculpturen op het gegoten object. Andere effecten werden verkregen door het edelmetaal te bewerken met een hamer. Soms werd gekozen voor drijfwerk, waarbij een metalen blad op een houten kern werd aangebracht. Door het polijsten of bruineren van het metaal verkreeg men een glad, glanzend oppervlak. Sommige stukken, met name de zoutpotten, waren noodzakelijkerwijs vervaardigd van vermeil. Verguld zilver oxideert immers niet onder invloed van zout. In het Frankrijk van de 18e eeuw ontwikkelde men de techniek van het vergulden met behulp van kwik. Vermeil werd zo een volwaardig edelmetaal. (cd)

 

LEZEN
Christiane Perrin, ‘François-Thomas Germain, orfèvre des rois’, uitg. Monelle Hayot, Saint-Remy-en-l’Eau, 1999, IBSN 978-2-90382-418-1



Ontdek de andere artikels uit het winternummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!

Private sales

For your eyes only
Private sales veroveren de kunstmarkt

Sinds een pandemie de wereld stillegde, blijven de veilingzalen leeg. Toch weerhoudt dat verzamelaars er niet van om kunst te blijven kopen bij grote veilinghuizen als Christie’s, Sotheby’s, Phillips en Bonhams. Dat doen ze in private sales, een groeiend segment van de kunstmarkt, dat steeds belangrijker wordt. COLLECT ging praten met enkele experts en licht zo een tipje van de sluier.

TEKST : ELENA LOMBARDO

Door de komst van het coronavirus moest de kunstmarkt noodgedwongen op zoek naar alternatieven om werken te blijven verkopen. Voor veel veilinghuizen bleek het een minder uitdagende opgave dan aanvankelijk gedacht. Online veilen zat al lang voor corona in de lift en de verkoop via private sales steeg de laatste jaren beduidend. Private sales zijn immers aantrekkelijk voor koper en verkoper. De veilinghuizen verzekeren discretie, de werken worden binnen een korte tijdspanne verhandeld en het verkoopbedrag fluctueert niet zoals het dat zou doen op een openbare veiling. Het basisprincipe is simpel: het veilinghuis gaat achter gesloten deuren op zoek naar de juiste koper of verkoper voor een werk. Voor buitenstaanders mag dat mysterieus lijken, maar dat is het niet altijd. “Eigenlijk gebruiken we de term ‘private sale’ voor alles wat we doen naast het veilen. Omdat dit type verkoop per definitie niet openbaar gebeurt, zijn weinig mensen ervan op de hoogte”, vertelt het Nederlandse hoofd van Private Sales bij Phillips, Miety Heiden. Na een achtergrond bij Sotheby’s werd ze in 2017 door Phillips gevraagd een departement voor private sales op te zetten. In datzelfde jaar opende ook Sotheby’s een eigen departement voor dit type verkoop. Het is een trend die we het laatste decennium wel bij meerdere veilinghuizen zagen, al is het idee van de privéverkoop nooit vreemd geweest voor veilinghuizen volgens Arno Verkade, directeur bij Christie’s Nederland en Duitsland. “In de 18e eeuw hield onze oprichter James Christie (1730-1803) regelmatig private sales, zoals met de kunstcollectie van de eerste minister van Groot-Brittannië, Sir Robert Walpole. De verkoop van zijn collectie aan Catharina de Grote vormt de basis van de Russische Hermitage.”


Henri Lebasque, Saint-Tropez, le hamac sous les pins, ca. 1923, huile sur toile, 73 x 91,3 cm. A acquérir en vente privée chez Sotheby’s. © Sotheby’s.

Succesverhaal

Dat private sales vaak geheim blijven heeft een reden. “Private sales zijn voor veel klanten een manier om veilig en legaal hun kunstwerken in het geheim te verkopen, ver weg van loerende ogen”, vertelt Patrick Masson, directeur van Bonhams UK en Europa. Dit type verkoop wint duidelijk steeds meer aan terrein op de kunstmarkt. Het 2020 Art Basel & UBS Art Market Report van kunsteconoom Clare Mc Andrew toont dat het aandeel private sales bij Christie’s in 2019 steeg met 24% ten opzichte van het jaar ervoor. In totaal was de omzet wereldwijd goed voor $ 811 miljoen of 15% van alle verkoopcijfers. Bij Sotheby’s is dat al twee jaar op rij ruim $ 1 miljard (17% in 2018 en 2019). Voor het eerste semester van 2020 wist dat veilinghuis reeds $ 575 miljoen aan omzet te noteren. “Dit jaar alleen al is 25% van onze kopers nieuw bij Sotheby’s. In 2019 werden de meeste werken toegewezen onder $ 300.000. In 2020 zijn de duurste werken momenteel tussen de $ 1 en 5 miljoen verkocht. Maar dat zijn zeker niet de hoogste bedragen die we al mochten noteren. Vorig jaar werden 30 transacties boven de prijsklasse van $ 5-50 miljoen tot stand gebracht”, benadrukt Emmanuel Van de Putte, Managing Director van Sotheby’s België. De meest succesvolle kunstenaars in private sales zijn dit jaar bij het veilinghuis Andy Warhol, Yoshitomo Nara, Eddie Martinez, Sam Francis en Ed Ruscha. Bij Philips is er vooral een grote vraag naar Nicolas Party en Matthew Wong. Zij noteerden een omzet van $ 172 miljoen (19%) in private sales voor 2019. Het gaat hier dus zeker niet om verwaarloosbare bedragen.

Service op maat

Maar waarom kiezen verzamelaars voor dit type verkoop? Miety Heiden van Phillips: “Die redenen zijn heel uiteenlopend. Sommigen willen niet dat anderen weten dat ze verkopen, anderen willen snel geld. Het komt ook vaak voor dat iemand een specifieke zoekopdracht heeft en bij ons aanklopt. We gaan voor deze verzamelaar dan pro-actief op zoek in ons netwerk. Eigenlijk zijn we echte makelaars.” Private sale is duidelijk een service waarop verzamelaars graag een beroep doen. Sotheby’s heeft het hele jaar door meer dan 100 werken in private sale beschikbaar voor haar klanten. “Het grootste deel bevindt zich in de schone kunsten en hedendaagse kunst, maar we zien een duidelijke groei wat luxe-items betreft. Horloges, juwelen, wijn en precieuze boeken zijn op dit moment enorm gevraagd”, vertelt Emmanuel Van de Putte. Volgens Patrick Masson van Bonhams zijn werken die verkocht worden via private sale doorgaans kostbaar of uniek en is er soms slechts een selecte groep kopers voor te vinden. Daarom worden ze niet op een openbare veiling verkocht. “Soms gaat het echt om niches die minder goed in de markt liggen, maar die erg gewild zijn door een selecte groep verzamelaars, zoals historische documenten.” Ook vullen musea en instituten de leegtes in hun collecties graag op via de veilinghuizen. Zo verkocht Christie’s vorig jaar aan 27 openbare instellingen. Hier zat een Japanse lacquer commode uit 1745 bij, dat verkocht werd aan het Château de Versailles. Het Museo Nacional del Prado kocht via het privatesales departement van Christie’s een werk van Dosso Dossi (1479-1542). National Museums in Northern Ireland kocht zo zes etsen van Rembrandt voor het Ulster Museum. “Het is onze taak om als ‘matchmaker’ het kunstwerk aan de juiste verzamelaar te koppelen. Je hebt verschillende verzamelaars die zich bij ons melden om in onze databank te komen. Wanneer een ideaal stuk voor hun collectie beschikbaar komt, worden ze meteen op de hoogte gebracht. Met ons internationaal netwerk aan professionelen en verzamelaars zijn onze experts altijd in staat om de meest uitzonderlijke en unieke werken te vinden en deze bovendien voor aantrekkelijke prijzen te verkopen,” vertelt Arno Verkade van het veilinghuis.

Gerhard Richter, Monstein, 1981, huile sur toile, 101 x 151 cm. Signé au verso : ‘‘Richter, 1981 471/1’’. A vendre chez Christie’s dans le cadre de l’exposition-vente privée Monet / Richter (jusq. 20-12). © Christie’s Images Ltd.
Prijscontrole

Eén van de sterktes van private sales is dat de prijs van de items vooraf bepaald wordt. Miety Heiden van Phillips: “We leggen het bedrag dat we denken te behalen voor een werk steeds vast in een contract met de verkoper. Hierna kunnen we nog wel onderhandelen met de verzamelaar die het werk wil kopen. Denken we bijvoorbeeld $ 100.000 exclusief kosten te behalen voor een Warhol, dan zetten we onze commissie op 20%. Indien we dan een bod krijgen van $ 105.000 zullen we dit terug koppelen naar de verkoper en vragen of hij akkoord gaat om $ 95.000 te ontvangen. Wij nemen dan een lagere commissie. Met het onderhandelen zorgen we telkens dat alle partijen tevreden zijn.” Het komt er dus op neer dat de verkoper op voorhand weet hoeveel hij voor zijn werk zal krijgen, en de koper niet moet concurreren met andere bieders in een zaal. Dit zorgt voor zekerheid. De prijzen worden niet omhooggedreven, maar anderzijds zijn er ook geen verrassingen en zal het verkoopbedrag voor een kunstwerk nooit spectaculair de hoogte in gaan. Arno Verkade: “Eigenlijk spreekt men bij openbare veilingen van een open markt. Alles is mogelijk en de uiteindelijke verkoopprijs van het aangeboden kunstwerk wordt bepaald door de vraag.”

Strategisch het hele jaar rond

Er is dus een groot verschil met de klassieke veilingen. Bovendien kan het veilinghuis via private sales het hele jaar door kunst verkopen. Men noemt het daarom ‘off-cycle’. “Verzamelen doe je het hele jaar door. Onze klanten willen objecten kopen wanneer ze beschikbaar zijn en de veilingen niet afwachten,” benadrukt Emmanuel Van de Putte van Sotheby’s. Private sales worden gehouden buiten de traditionele veilingkalender en strategisch georganiseerd. Veilinghuizen adviseren hun klanten wanneer ze de kunstwerken het best kunnen aanbieden om gunstige prijzen te behalen. Dit kan vlak voor een veiling zijn, maar ook erna, omdat ze dan meer zicht hebben op de vraag naar de kunstenaars en de bieders. Om de prijzen van deze kunstwerken te bepalen gebruikt de privémarkt de openbare veilingen als een soort ‘benchmark’. “Het kan dat we een werk dat een verkoper privaat aanbiedt toch op een veiling gaan inbrengen. Als we weten dat er veel vraag is naar een bepaalde kunstenaar zal dit automatisch de prijzen voor het werk doen stijgen,” vertelt Miety Heiden ons. Patrick Masson bemerkt dat private sales ook handig zijn om de vraag naar een bepaalde kunstenaar of werk op de markt discreet af te tasten: “Het is handig om een verkoop ver van de publieke opinie te organiseren. Indien een werk onverkocht blijft of minder opbrengt dan gehoopt, kan je op die manier de schade naar toekomstige openbare verkopen toch beperken. Het zorgt ervoor dat een kunstenaar of werk geen afgang maakt en zo een slechte naam krijgt op de markt.”

1956, Lister-Maserati 2.0 litre, deux sièges sport-race. Ce véhicule fut vendu, cette année, par Bonhams pour 575.000£. Cette voiture de sport, au comportement parfait, fut fabriquée pour Archie Scott Brown, qui a remporté le grand prix de Brands Hatch, en 1956. © Bonhams
Synergie tussen verkoopvormen

Men kan zich afvragen waarom we dan niet allemaal van het openbare veilen afstappen en privé verkopen. Heiden: “Het bereik van een veiling blijft altijd groter dan dat van een private sale. Je kan onmogelijk van alle verzamelaars weten waarnaar ze naar op zoek zijn. Bij een private sale doe ik een beroep op mijn netwerk: dat zijn zo’n 90% mensen die we al kennen, en 10% verzamelaars die ik via via leer kennen of waarover ik iets lees. Als ik een Karel Appel te koop heb, kijk ik in mijn netwerk naar de ideale match, maar ik kan onmogelijk weten dat iemand in Shanghai met wie ik niet vertrouwd ben al even naar een Appel zoekt. Komt het werk op een veiling, dan vindt het makkelijker zijn weg naar die onbekende verzamelaar.” Arno Verkade vult aan: “Er is een synergie tussen beide typen verkopen. Private sales concurreren niet met openbare verkopen, omdat de klanten, het product en de experts eigenlijk dezelfde zijn. Private sales zijn een service op maat die niet beperkt wordt in tijd, maar het hele jaar door kan plaatsvinden. Aangezien de vraag naar kwaliteitsvolle kunst vandaag overweldigend is, vullen de private sales gaten in de veilingagenda op. Er is ruimte voor beide typen verkopen. Daarnaast appreciëren kopers en verkopers de persoonlijke ‘one-to-one service’ die we aanbieden. Zo komt het voor dat iemand op zoek is naar een bepaalde edelsteen of diamant, en we hen begeleiden naar het zoeken naar de steen, het zetten van de steen, tot de afwerking van het uiteindelijke product.”

Concurrentie met de handel

Hoewel private sales erg discreet verlopen, zien we steeds vaker een ontwikkeling naar openheid, mede dankzij de opkomst van kunst kopen via het internet. Veilinghuizen als Christie’s, Phillips en Sotheby’s verkopen sommige werken niet meer achter gesloten deuren, maar via online viewing rooms voor private sales. Zo leggen ze hun kaarten op tafel en komt er voor een deel van de werken toch een openheid over prijzen en provenance. Daarnaast doen de veilinghuizen ook selling exhibitions, zoals Phillips laatst nog in Hong Kong. Vervaagt de lijn tussen het veilinghuis en de kunsthandel op die manier niet te veel? Miety Heiden: “Met de opkomst van private sales bij verschillende veilinghuizen, ontstond er ophef bij de dealers die vonden dat ze op die manier uit de markt geconcurreerd werden. Uiteindelijk beseften ze dat ze dat zo niet moesten zien. Ze moeten met ons samenwerken, want wij hebben een groter netwerk dan wie ook ter wereld. We kunnen elkaar aanvullen, want als veilinghuis heb je geen handel op grote kunstbeurzen als TEFAF of Art Basel. Sommige dealers nemen dan werk van ons mee naar die beurzen. Of wij verkopen voor de dealers in een private sale kunst binnen ons netwerk. Er is een enorme wisselwerking tussen beiden.”

Cindy Sherman, Sans Titre #109, 1982, tirage chromogénique en couleur, 89,2 x 89,2 cm, signé, numéroté et daté ‘‘Cindy Sherman 1982’’ sur étiquette Metro Pictures, éditio de 10. Proposé en vente privée par Phillips. © Phillips
Instant satisfaction

In een tijdperk dat alles snel moet gaan, verwondert het niemand dat private sales het goed doen. De veilinghuizen zijn beschikbaar en kunnen de deal, inclusief de transfer van het geld, snel rond krijgen. Miety Heiden voorspelt dat we steeds meer private sales zullen zien: “Vandaag is ‘instant satisfaction’ de noemer bij elke consument. We hebben veel klanten uit Azië en merken dat zij dingen snel willen afhandelen. Ze bellen ons, vertellen naar welk kunstwerk ze op zoek zijn, en willen het bij wijze van spreken de dag erna al in huis hebben. Dat is heel eigen aan deze generatie, die zonder aarzelen met een muisklik een reis boekt, toiletpapier koopt en kunst in huis haalt. Onze snelle service is een groot verschil tegenover de reguliere kunsthandel. Door covid-19 konden trends die we al langer zagen met een snel tempo evolueren. Het lijkt of we ineens drie of vier jaar naar voren zijn geschoten.” Ook Arno Verkade vindt die plotse en snelle evolutie positief: “Omdat we momenteel geen veilingen kunnen houden, werden de private sales een van de belangrijkste activiteiten van de veilinghuizen. Samen met de online verkoop verzachten ze de impact van het coronavirus op de kunsteconomie en zorgen ze ervoor dat veilinghuizen actief bezig kunnen blijven.” Net als Verkade voorspelt Emmanuel Van de Putte de toekomst van private sales rooskleurig: “Sotheby’s wil al langer niet meer ‘enkel’ als veilinghuis maar eerder als kunstbedrijf opereren. Daarom zullen private sales steeds een groter aandeel van onze activiteiten worden. Covid-19 heeft dit proces alleen versneld.” Toch zullen private sales volgens Patrick Masson de traditionele veilingen nooit vervangen: “Private sales komen nu meer voor het voetlicht maar beide hebben hun eigen uniek gedefinieerde rollen. Eigenlijk is een openbare verkoop voor veel verzamelaars nog steeds de meest geschikte vorm van verkoop, omdat ze een competitief element hebben dat ervoor zorgt dat prijzen de hoogte in gaan. Publiciteit en marketing voor een veiling zorgen er bovendien voor dat de items in de spotlights worden gezet, en de kans op verkoop en aandacht groter wordt.” Beide verkoopvormen hebben dus hun voor- en nadelen, maar hun doel blijft altijd hetzelfde, en dat is de kunstverzamelaar gelukkig maken.

BEZOEKEN
Christie’s, www.christies.com
Sotheby’s, www.sothebys.com
Phillips, www.phillips.com
Bonhams, www.bonhams.com
2020 Art Basel & UBS Art Market Report, www.artbasel.com

Ontdek de andere artikels uit het winternummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!

Art Nouveau-wandeling in Den Haag

De antiquair Rachel Reijers van Antes Art 1900 heeft altijd aandacht voor de art-nouveau en art-deco-accenten in haar thuisstad Den Haag.  Het vertegenwoordigt de tijd die haar al meer dan dertig jaar bezighoudt. Ze verzamelt en verhandelt Europese Art Nouveau en Art Deco, met als zwaartepunt in haar collectie de Franse glaskunst van het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. 

Michael Sweerts, de Brabantse Vermeer

Michael Sweerts, de Brabantse Vermeer

Een expert heeft ten opzichte van een kunsthistoricus vaak het voordeel prachtige werken van dichtbij te kunnen bekijken. Meesterwerken van dichtbij kunnen bewonderen is een waar privilege, vooral als ze van grote kunstenaars zijn die we nu herontdekken doordat hun werken de aandacht trekken op veilingen. Een van hen is Michael Sweerts, een Brabantse kunstenaar uit de 17e eeuw. 

TEKST: CHRISTOPHE DOSOGNE

Tegenwoordig doet zijn naam niet meteen een belletje rinkelen, maar in zijn tijd werd hij beschouwd als de evenknie van Vermeer. Wie is die Michael of Michiel Sweerts (1618-1664), die nu plots op grote belangstelling kan rekenen op de markt van oude kunst? Hij was actief als schilder en graveur in de barokperiode. De tijdgenoot van grote Vlaamse meesters als Rubens en Van Dyck, maar ook van de sterren van de Nederlandse Gouden Eeuw, Rembrandt en Vermeer, maakte naam met allegorieën, portretten en zijn fameuze ‘tronies’, zeg maar karakterkoppen. Dat genre was typerend voor de Vlaamse maar ook voor de Nederlandse barokschilderkunst. Hij was ook dol op een traditioneel Vlaams allegoriegenre, met name dat van de vijf zintuigen. Daarin toonde hij zich bijzonder geïnspireerd. Eind 2019 ontdekte iedereen meteen het talent en de marktwaarde van deze uitmuntende schilder toen twee zulke werken onder de hamer gingen in Parijs. ‘De tastzin’ toont een man met een soort tsjapka die een kat aait. Op 15 november werd dit werk in Drouot ter veiling aangeboden door veilinghuis Mirabaud-Mercier. Het kwam uit een Franse privécollectie. De nieuwe eigenaar telde er € 520.000 voor neer, een bedrag dat binnen de richtprijzen bleef.

Michael Sweerts, ‘Portret van een jonge vrouw’. © R.V.

Het tweede werk, getiteld ‘Kind dat een vrucht vasthoudt (Allegorie van de smaakzin)’, werd op 9 december eveneens in Drouot ter veiling aangeboden, door veilinghuis SVV Farrando. Dit werk van kleine afmetingen (24,6 x 18,3 cm), met een zeer voorzichtige richtprijs van € 80.000-120.000, ging van de hand voor € 400.000. Het werk baadt in een typerend licht, dat je ook aantreft in een ander schilderij, ‘Vrouwenhoofd’ (ca. 1654), een meesterwerk dat nu wordt bewaard in het Getty Museum van Malibu en dat tot de categorie van de ‘tronies’ wordt gerekend. Het is met dit soort portretten dat Michael Sweerts laat zien dat hij de evenknie van de grootste portrettisten van die tijd was. Het prachtige licht, de fluwelige huid en de subtiele toespelingen die hij in zijn composities verwerkt, laten er geen twijfel over bestaan: Sweerts kan zich meten met een Vermeer. Dat verklaart wellicht de huidige marktwaarde van zijn werken.

Op 28 januari 2010 ging bij Sotheby’s in New York een ‘Portret van een edelman’ onder de hamer voor $ 700.000 (€ 497.000). Sindsdien was er amper nog werk van hem op de markt te zien. Dat verklaart wellicht ook waarom nog nooit een werk van Sweerts onverkocht bleef. Er zouden trouwens maar veertig tot honderd werken van hem bewaard zijn gebleven. Aan het begin van de 20e eeuw begon hij stilletjes weer in de belangstelling te komen. Zonder te overdrijven, mogen we zeggen dat hij een van de meest fascinerende en raadselachtige kunstenaars van zijn tijd was.

Michael Sweerts, ‘Portret van een man’. © R.V.

  

Buitenbeen in de barok

Voor specialisten in de oude schilderkunst is Michael Sweerts een beetje als een UFO aan de barokhemel. Er zijn nogal wat genrestukken en schilderijen met mythologische of religieuze onderwerpen van hem bekend, waaruit je al heel wat kunt afleiden, maar we weten haast niets over zijn kinderjaren en artistieke opleiding. We weten dat hij geboren is in Brussel en daar werd gedoopt in de Sint-Niklaaskerk, als zoon van David Sweerts, een lakenhandelaar, en Martina Balliel. Zijn ouders hadden toen al twee dochters, Marie en Catherine. In 1646 bevond Michael Sweerts zich in Rome. Dat weten we door een volkstelling, die er elk jaar met Pasen werd verricht. Hij werd toen opgegeven als kunstenaar gevestigd in de parochie Santa Maria del Popolo.

Het archief van de Sint-Lucasacademie leert ons dan weer dat hij was belast met het innen van de bijdragen van de Noord-Europese kunstenaars voor het Sint-Lucasfeest. Blijkbaar werd hij al meteen na zijn aankomst in de Eeuwige Stad beschouwd als een volleerd schilder en genoot hij een sterke reputatie bij bemiddelde klanten, die hij ontving in zijn atelier wanneer ze op reis waren in Italië. Zo bestelde Joseph Deutz, een rijke Nederlandse handelaar, bij hem de reeks van de ‘Zeven werken van barmhartigheid’ (ca. 1646-1649). Sweerts schilderde deze op min of meer dunne doeken en paste hiervoor zijn toets aan, door voorzichtiger te schilderen. Met de nodige empathie creëerde hij een opvallend levendig personage dat een van de werken van barmhartigheid uitvoert, zonder ermee te koop te lopen, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Zo’n ongewilde held maakt meteen ook een klassieke, plechtige indruk.

Deze trend komt nog sterker tot uiting in een werk van wat latere datum, ‘De pest in Athene’, bewaard in het Los Angeles County Museum of Art, dat het schilderij kocht bij Sotheby’s, in New York, in januari 1997, voor $ 3,5 miljoen (€ 2,9 miljoen), een veilingrecord voor deze kunstenaar. Dit werk is rechtstreeks geïnspireerd op een schilderij van Nicolas Poussin, ‘La Peste d’Asdod’ (1630-1631), thans bewaard in het Louvre, al is de uitbeelding van de emoties bij Sweerts een stuk universeler. Ook andere leden van de familie Deutz lieten zich portretteren door de schilder. Het ‘Portret van een man met een rode cape’ (ca. 1650), bewaard in de Wallace Collection in Londen, is wellicht dat van Jan Deutz. 

Michael Sweerts, ‘Portret van een jonge vrouw’.
© R.V.

Populaire onderwerpen

Uiteindelijk zou Michael Sweerts tien jaar in Rome blijven. Hij maakte er kennis met de toen populaire onderwerpen, zoals de ‘bamboccianti’. Meestal waren dat kleine kabinetstukken of prenten van het alledaagse leven van gewone mensen, in een beperkt palet van oranjerode en okerroze tinten, een typerend gegeven dat experts als Eric Turin tegenwoordig meteen herkennen. Turin identificeerde ook ‘De tastzin’, waarover we het al hadden, als van de hand van Michael Sweerts. Sommige schilderijen, zoals ‘De worstelaars’ (1649), waren vernieuwend voor die tijd. De stijl was tegelijk klassiek en dramatisch. De kunstenaar observeerde beoefenaars van die straatsport, toen bijzonder populair in Rome. Sweerts was ook aangesloten bij de Congregazione Artistica dei Virtuosi al Pantheon en gaf les aan Willem Reuter (1642-1681), een collega uit Brussel, die net als hij bedreven was in het schilderen van ‘bamboccianti’.

Zijn reputatie in Rome groeide en hij trad toe tot de kring van prins Camillo Pamphili, een neef van paus Innocentius X, wiens portret hij lijkt te hebben geschilderd. Die prins vroeg hem ook toneeldecors te ontwerpen en zorgde er voor dat hij de pauselijke titel van Ridder van Christus kreeg. Die eer deelde Sweerts met niemand minder dan de beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini (1598-1680) en de al even legendarische architect Francesco Borromini (1599-1667). We kunnen enkel gissen waarom hij op het hoogtepunt van zijn roem terugkeerde naar Brussel. Sommigen denken dat het komt door het overlijden van de paus, in januari 1655. Het staat hoe dan ook vast dat hij dat jaar al in Brussel was. In 1656 leidde hij er een academie waar kartons voor wandtapijten werden gemaakt en keerde hij terug naar de traditionele thema’s van de Vlaamse schilderkunst, met name de expressieve hoofden, bekend als ‘tronies’. Hij creëerde een reeks van 21 gravures, de enige waar we weet van hebben.

Hij zou toen ook een tijdje in Frankrijk hebben verbleven. Zijn werken uit die tijd getuigen van de invloed van de gebroeders Le Nain. Michael Sweerts was een zeer godvruchtig man. In Frankrijk trad hij toe tot de kort daarvoor in Parijs opgerichte Société des Missions Etrangères, een katholieke organisatie die nauw aanleunde bij de ideeën van Vincentius a Paulo. In 1658 schilderde hij voor de Brusselse Sint-Lucasgilde bij wijze van afscheid een zelfportret. Het werk wordt nu bewaard in het Allen Memorial Art Museum, in Oberlin (Ohio). Michael Sweerts verliet zijn geboortestad voorgoed, wellicht richting Amsterdam, waar zijn aanwezigheid in 1661 gedocumenteerd is. Hij hield er toezicht op de bouw van een schip waarmee een groep missionarissen een volgende expeditie zou ondernemen. In januari 1662 stak hij samen met hen van wal. De reis ging naar Palestina, Syrië, Armenië en tot slot Perzië. Aan het einde van de lente zou hij uit de groep zijn gezet, wegens zijn wispelturige en driftige karakter. Hij vervolgde echter zijn reis in gezelschap van Portugese jezuïeten, op weg naar het Indische Goa, waar hij twee jaar later zou overlijden. 

Moeilijk te klasseren

Hoewel nu nog steeds relatief onbekend, was Michael Sweerts in zijn tijd een grote naam, zoals blijkt uit de vele kopieën van zijn werken die toen werden gemaakt. Hij zou ook aan het hoofd hebben gestaan van een groot atelier, waar menig succesrijk werk het licht zag. Zulks bemoeilijkt natuurlijk het werk van hedendaagse experts. De werken in omloop zijn moeilijk met zekerheid toe te schrijven aan Sweerts. Zo zouden er vier versies van wisselende kwaliteit bestaan van zijn ‘Kunstenaarsatelier met naaiende vrouwen’ (ca. 1648). Een ervan bevindt zich in Keulen, in de Rau Collection for UNICEF. Het is evenmin bekend of hij op zijn reis naar Goa werken heeft gecreëerd. In ieder geval zijn er geen bewaard gebleven. Idem voor het geheel van zijn bijbelse taferelen, waaronder ‘De bewening’, waarop een gravure is geïnspireerd. Die taferelen zijn enkel bekend van oude inventarissen. De stijl van Michael Sweerts is moeilijk te klasseren, wegens onderhevig aan uiteenlopende invloeden. Zo is er het tenebrisme, ontleend aan Caravaggio, van wie hij soms het clair-obscur overnam in zijn dramatische en van mysterie doordrongen composities.

Ook sommige onderwerpen, zoals de kaartspelers, keek hij af van de Italiaanse meester. Verder was er de invloed van het ontluikende classicisme, zoals belichaamd door de grote Franse schilderkunst ten tijde van Lodewijk XIV, met haar talrijke afbeeldingen van antieke werken, geïnspireerd op gipsen modellen aanwezig in het atelier, in vaak monumentale composities. We weten ook dat Sweerts zich hiervoor inspireerde op sculpturen van zijn Brusselse landgenoot François Duquesnoy (1597-1643), die een tijd eerder actief was in Rome. Zijn ‘tronies’, die getuigen van zijn vermogen om – vaak eenvoudige – mensen bijzonder raak uit te beelden, behoren tot het allerbeste van het genre en plaatsen hem op het niveau van uitblinkers als Johannes Vermeer en Pieter de Hooch. Zo moet zijn ‘Portret van een jonge vrouw’ (ca. 1660), bewaard in de Kremer Collection (Amsterdam), qua gratie en zachtheid zeker niet onderdoen voor het ‘Meisje met de parel’ dat de meester van Delft vijf jaar later schilderde. 

Ontdek de andere artikels uit het novembernummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!

Luxemburgse kunstwereld

De laatste twee decennia is het artistieke landschap van het groothertogdom Luxemburg ingrijpend veranderd. Het is een landschap vol contrasten. Zo is er de halve mislukking van de ‘free zone’ op de luchthaven, die niet de verhoopte economische motor werd. Verder neemt het aantal opdrachten van institutionele klanten af, terwijl het Luxemburgse artistieke milieu lijdt onder een reeks intrinsieke handicaps. Maar toch komt er ook veel talent bovendrijven. COLLECT ging op onderzoek.

TEFAF Online

TEFAF’s connoisseurship bij je thuis

Net voor de lancering van de eerste online viewing van TEFAF NY sprak COLLECT met kersvers bestuursvoorzitter Hidde van Seggelen. Zijn team heeft een bewogen jaar achter de rug. Maastricht 2020 sloot in volle beursgebeuren de deuren en Spring New York hield de poort dicht, maar nu is het alle hens aan dek. TEFAF New York neemt de handel van over de hele wereld mee in zijn online editie en TEFAF Maastricht kijkt uit naar een warme live-beurs in mei. 

TEKST: Els Bracke

TEFAF is de optelsom van handelaren die elkaar versterken, toont de grote hoeveelheid deelnemers aan TEFAF Online. Dat de kunsthandel momenteel flexibel, dynamisch en vernieuwend is, is een understatement. Van Seggelen: “Toen we overgingen tot TEFAF Online en inzagen dat de coronacrisis wereldwijd wild om zich heen grijpt, vonden we het een goed idee om de hele TEFAF-community erbij te betrekken. In de loop der jaren zijn wij gegroeid tot een organisatie die in totaal een 340 deelnemers telt, waarvan er 280 in Maastricht zitten. Iedere deelnemer mag maar één object laten zien. Dit vergt een grote discipline van de handelaar maar biedt ons de mogelijkheid om een brede diversiteit te tonen. ‘Quality across disciplines’, een motto waar TEFAF voor staat. De geselecteerde deelnemers komen uit de selectie van TEFAF Maastricht 2020 en de afgelaste beurs TEFAF Spring New York.”  

Kort en krachtig

Naar analogie met een fysieke beurs koos men ervoor om een kort momentum te creëren: de handel ontmoet – weliswaar online – op een vast bepaald tijdstip zijn publiek en kopers. Bovendien krijgen de allerbeste klanten toegang tot een preview waarna het grote publiek komt kijken. “Er wordt wel eens gesproken TEFAF ook het hele jaar een onlineplatform te bieden met geselecteerde deelnemers maar dan word je meer een galerie en dat ligt niet in onze aard”, aldus Van Seggelen. “Twee zaken stonden voorop in dit verhaal: de attention span en de vetting. Twee aandachtspunten die ons uiteindelijk deden kiezen voor één masterpiece per handelaar. Wat TEFAF is en waar het voor staat, zal hier online te zien zijn, wat er in de galerie en daarbuiten gebeurt is voor de handelaren zelf. Wat voor ons het allerbelangrijkste is en waar wij achter de schermen het hardst aan werken, is de keuring van de objecten. Het zou een helse klus zijn geweest om van elke deelnemer meerdere stukken te vetten. We kunnen ons hiervoor enerzijds niet organiseren en anderzijds kunnen we het ons niet permitteren om die kwaliteitdrempel te laten varen. Een van onze allersterkste kenmerken is juist die keuring.” Het is dus juist de kracht van de hoogstaande kwaliteit van TEFAF-stukken die overtuigde om één stuk te presenteren. 

© Robert Simon Fine Art, New York, Lucas Cranach the Elder and Workshop.

Cultureel erfgoed

“De enorme restrictie en terughoudendheid onderscheidt ons: bij ons gaat het om de uitzonderlijke kwaliteit en het connoisseurship, dat zullen wij nooit verloochenen. Tegelijk hebben we een enorme diversiteit. Niet alles kost op TEFAF een miljoen of meer, we tonen ook interessante objecten die een paar duizend euro kosten. Op dit onlineplatform kom je natuurlijk niet snel de allergoedkoopste stukken tegen, maar een van mijn lievelingsobjecten in deze editie kost 12.000 euro, wat toch betaalbaar is. Bij ons heb je bijvoorbeeld iemand als Jörn Günther, een bijzonder academisch onderlegde manuscriptenhandelaar die tijdens de live-beurs op één van de hoofdgangpaden staat en gespecialiseerd is in manuscripten en miniaturen. De geschiedenis van de boekdrukkunst en de overdracht van kennis is zijn specialisatie. Dat wij hieraan evenveel aandacht besteden als aan een handelaar die in grote namen als Picasso handelt, is wat TEFAF zo uniek maakt. Op welke beurs krijgen dergelijke mensen zo een platform?” 

Steunmaatregelen voor het beste

Sommige kunstwerken zijn heel erg onderhevig aan de tand des tijds, zoals stukken uit de antieke oudheid, archeologische vondsten, maar ook oude meesters of antiquarische boeken. Die moet je van dichtbij kunnen bekijken. Online kopen houdt daarbij dus een groter risico in dan bij pakweg moderne schilderijen, waar de provenance maar ook de staat beter waarneembaar zijn. Hebben bepaalde sectoren vandaag dan meer aandacht en ondersteuning nodig van TEFAF? “De markt is de markt. TEFAF is ooit begonnen in samenwerking met Claire McAndrew om over de cijfers van de markt te publiceren. Wij hebben dit afgelopen jaren opgevolgd met focusrapporten. Aangezien er momenteel veel analyses over de markt worden gemaakt, zijn we nog in de con-ceptfase van hoe wij dit jaar een bijdrage kunnen leveren. De meer gesloten sectoren ondersteunen en aan bod te laten komen hoort ook bij onze taken. Daar helpen we de dealers én de verzamelaars mee. Maar we houden wel aan het allerbeste. Als het beste er niet is dan heeft het ook geen zin om daaraan te trekken. Daarin moeten we realistisch blijven. Het is niet zinvol om dingen aan te bieden die geen kwaliteit hebben.” 

© Axel Vervoordt, Hong Kong/Antwerp, Monumental head of Min.

Nieuwe technologie

Wie de website bezoekt zal niet terechtkomen in een verbluffende augmented reality waar 3D-scans van antieke vazen en fonkelende juwelen imponeren. Veel hangt immers af van de handelaren en sommigen zijn – net zoals bij de inrichting van een stand – creatiever en innovatiever dan de anderen. Van Seggelen: “We hebben geen teams die de hele wereld rondreizen om mensen te instrueren en om camera’s op te stellen. Wel geven we richtlijnen mee maar iedereen moet hier zijn eigen invulling aan geven. Bij het nieuwe platform willen we vooral mensen vlot naar ons zien komen, maar voor een volgende keer willen we zeker innoverende technologie implementeren. Dat kost veel geld. Hoewel op ons platform maar één stuk wordt getoond, zal dat niemand weerhouden om de link te volgen en verder te kijken op de website van die handelaar. Zo maken we het de deelnemers ook makkelijker.” 

Verzamelaars uit de kast

Handelaren, beursorganisatoren en veilinghuizen doen allemaal hun uiterste best om dit nieuwe verhaal te schrijven. Uiteraard moeten nu de verzamelaars nog mee willen. “Iemand bij een vei-linghuis hier in de straat vertelde me onlangs dat enkele van hun belangrijke verzamelaars van oude meesters zelfs nog geen e-mailadres hebben. Omdat het veilinghuis geen gedrukte catalogi verspreidt, zorgt deze medewerker er persoonlijk voor om via zelf uitgedrukte prints deze verzamelaars op de hoogte te brengen van interessante stukken. Maar dit zijn dan ook dezelfde mensen die naar TEFAF komen en daar werk kopen.” Die grote stap naar een online-verhaal wil TEFAF nu overbruggen door scherm moeheid te vermijden van het scrollen langs te veel foto’s en verhalen, en juist dat ene masterpiece van elke handelaar te tonen. Je krijgt een pagina te zien met bovenaan een carrousel waar je het werk en meer details kan bekijken. Daaronder komen dan de details over het object én zie je meteen of de handelaar online is of niet. Is hij dat wel, dan kan je na een klik vragen stellen of een afspraak maken. Het is een soort van windowshopping waarbij je aanklopt en er iemand je welkom heet. Of er is even niemand en je loopt verder.

De communicatie daarna gebeurt buiten het platform om. Wordt het stuk direct verkocht dan blijft het er wel staan tot het einde van de rit, er wordt niet gewisseld. Sommige handelaren verrassen met hun keuze terwijl anderen weer een werk meenemen dat al een paar keer is voorbijgekomen. Vooral een oudere generatie verzamelaars moeten drempels overwinnen om mee te kunnen in dit nieuwe verhaal. Daarom maakt TEFAF het zo gemakkelijk mogelijk om contact te maken en te chatten. En voor wie de gemoedelijke beurspraatjes mist: het is absoluut niet de bedoeling dat een website ooit de beurs zal vervangen maar wel dat online en offline mogelijkheden elkaar versterken.  

© Pace Gallery, New York, Donald Judd.

Live in de lente

Proactief en doeltreffend besloot de TEFAF-organisatie begin oktober al om TEFAF Maastricht van maart te verplaatsen naar eind mei 2021. “Met het begin van de zomer hebben we gekozen voor een tijd waarin de temperaturen hoger liggen, waarin mensen makkelijker kunnen bewegen, gezonder uit de winter komen en waarbij Maastricht veilig aanvoelt, een stad waarbinnen men zich ontspannen voelt. Van Seggelen houdt van Maastricht en wijst op de bereikbaarheid van de stad uit heel Europa zonder hiervoor een vliegtuig te hoeven nemen. “Ik hoop dat verzamelaars begin volgende zomer opnieuw naar de TEFAF willen gaan en dat ze daar op een heel veilige manier naar goede kunst kunnen kijken.” 

BEZOEKEN
Alleen online, voorafgaand registreren. 
www.tefaf.com
 
01-11 t/m 04-11

Ontdek de andere artikels uit het oktobernummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!

Rineke Dijkstra

De wandeling met Rineke Dijkstra

“Voor mijn kunst wil ik dat mensen poseren maar ik neem ook de tijd voor het speuren naar eigenheid, natuurlijkheid, kleine gebaren. Vaak zijn het details die mij pas later opvallen.” Midden september wandelde COLLECT met Rineke Dijkstra door het meest beroemde park van Amsterdam. In het Vondelpark werden in 2005 een aantal van haar meest beroemde foto’s gemaakt. Hoe ze hierbij kijkt en te werk gaat, legde ze ons haarfijn uit. 

TEKST: KOOS DE WILT

Ze komt aanfietsen bij het beeld van de dichter Joost van den Vondel in het gelijknamige Amsterdamse stadspark. Rineke Dijkstra ziet er netjes en sober uit. Lange bruine haren, een grijs t-shirt en een zwarte rok. Een paar dagen geleden heeft ze de Johannes Vermeerprijs gewonnen. “De koningin van de Nederlandse portretkunst” wordt ze genoemd in het juryrapport van de prestigieuze staatsprijs. Dat wellicht niemand van de jongeren in het zonovergoten park dat in de gaten heeft, lijkt Rineke Dijkstra alleen maar prettig te vinden. Het gras is bezaaid met scholieren en studenten die de laatste zonnestralen van het jaar willen vangen. De fotograaf zet haar fiets met zwarte zijtassen in het gras en wijst naar een doorkijkje. Precies hier schoot ze vijftien jaar geleden foto’s die inmiddels in de beste fotocollecties zijn opgenomen van de wereld. Wat maakt deze plek zo bijzonder? Dijkstra: “De mooie dieptewerking, met op de voorgrond de bomen, daarachter het water dat reflecteert en achteraan het lichtgroene bosje waar ook zonlicht op valt. Omdat ik met een oude platencamera werk, wordt de achtergrond meteen onscherp. Het worden een soort coulissen.” Dan vraagt zij of ze een foto mag maken met mijn iPhone om te laten zien hoe het werkt en loopt ze naar het water. Een jongen die in het gras ligt, schrikt op uit zijn telefoongesprek en kijkt onderzoekend om zich heen wat er hier voor bijzonders te zien is. Niet veel eigenlijk, zo lijkt hij te denken.  

“Die rommel op de grond zou ik eigenlijk eerst hebben weggehaald in die tijd, maar juist dat rode flesje, het schrift, de snoeppapiertjes maken de compositie sterk en maken de foto levendig.”

Strandportretten

Na haar studie aan de Rietveld werkte de in 1959 in het Limburgse Sittard geboren fotograaf een paar jaar als freelance portretfotograaf voor bladen en kranten als Quote, NRC Handelsblad, Elle, Elegance en Avenue. In de jaren negentig brak Rineke Dijkstra internationaal door met de serie ‘Strandportretten’ – jongeren in hun badkleding op stranden in België, Kroatië, de VS en Polen. Schuchtere pubers, meestal alleen, steeds losgezongen van de groep en tegen een neutrale achtergrond. Geschoten met een flits. De serie was begonnen toen ze tijdens een sabbatical haar nieuwe platencamera wilde uitproberen op het strand van Castricum, de badplaats waar ze was opgegroeid. Het strand fungeerde als een soort studio in de buitenlucht. Het zou de start worden van een succesvolle internationale kunstcarrière. Haar oeuvre groeide door de jaren met portretten van stierenvechters, van Olivier Silva, de Franse jongen die op zijn zeventiende het vreemdelingenlegioen in gaat, video’s van uitgaande jongeren in Liverpool, een schoolklas in de Tate in Liverpool en veel indringende portretten van families. Haar werk is aangekocht voor de belangrijkste collecties ter wereld, ze had solotentoonstellingen in musea als SFMoMA in San Francisco en het Guggenheim in New York en in 2017 won ze de Hasselblad Award, de Nobelprijs voor fotografie. En nu dus de Johannes Vermeerprijs.

Rineke Dijkstra gaat in het gras zitten waar ze in 2005 de foto’s voor de serie ‘Vondelpark’ maakte. Uit een box haalt ze wat afdrukken, op de eerste staat geschreven ‘Vondelpark, Amsterdam, 10 juni 2005’. Dijkstra: “Ik weet nog dat ik deze maakte om een uur of half zes. Het was een van de eerste foto’s die ik schoot in het park, op een van de eerste warme dagen van het jaar. Ik had er weinig verwachtingen van. Aan de scholieren die hier wat zaten te relaxen vroeg ik of ik wat foto’s mocht maken. Ik zou de rommel die er lag eigenlijk hebben weggehaald in die tijd, maar dat deed ik niet. Het was een test. Maar juist dat rode flesje, het rode schrift, de rode snoeppapiertjes maken de compositie sterk met het meisje rechts in het rode shirt. Ik vind het terloopse van de foto mooi. De jongen links had geen zin om te gaan zitten en kijkt alleen even op. De foto lijkt daardoor heel ongedwongen. Het voordeel van deze camera is dat mensen weten dat het even gaat duren. Ik zoek vervolgens naar de natuurlijke pose. Ik laat de modellen vrij en door het wachten verliezen ze hun pantser.”

Liefdesverklaring

Aan de Rietveld Academie had Dijkstra geleerd langdurig aan projecten te werken. “Voor bladen en kranten moest het veel sneller gaan en daar heb ik heel veel van geleerd. Ik moest voortdurend van hot naar her reizen en snel oplossingen bedenken. Ondertussen merkte ik dat de ondernemers, bestuurders, kunstenaars of schrijvers die ik fotografeerde de beste houdingen aannamen als ze niet aan het poseren waren. Voor mijn kunst wil ik dat mensen poseren maar ik neem ook de tijd voor het speuren naar eigenheid, natuurlijkheid, kleine gebaren. Vaak zijn het details die mij pas later opvallen. De nagels van het meisje in allerlei kleuren bijvoorbeeld op deze foto in het Vondelpark. Veel is toeval. Van belang is dat in het moment te vangen, tijdens de improvisatie. Het gaat steeds om de balans tussen wat je kan beheersen en wat toevallig ontstaat. En door de concentratie van de modellen ontstaat er een mooie intensiteit.” Uit de box haalt de fotograaf een andere beroemde foto die ze hier aan het water nam. Een meisje van een jaar of veertien in een oranje jurkje en rode gympen met een jongen in het blauw ernaast, ‘Vondelpark, Amsterdam, 19 juni, 2005’. “Ze gingen gelijk goed zitten”, zegt Dijkstra als ze de foto op de kop draait. “Kijk, dit is wat ik zie door de lens en juist doordat ik het beeld door de zoeker op z’n kop zie, zie ik de compositie beter. De expressie van de mensen moet ik dan weer in het echt zien, niet door de lens.” Wat heeft Dijkstra met haar modellen? “Emma en Ben sprak ik die zondag aan in het Vondelpark. Of eigenlijk eerst de moeder, want ze waren een dagje uit met het hele gezin. Het klinkt misschien een beetje zoetsappig maar een foto van iemand maken zie ik als een soort liefdesverklaring. Je moet ergens een klik voelen. Het Bosnische meisje Almerisa, die ik al meer dan 25 jaar fotografeer, portretteerde ik voor het eerst toen ze zes jaar oud was en net in Nederland was gekomen. Zij is nu een zelfbewuste Nederlandse vrouw geworden. Annemiek, waar ik een videoportret van maakte komt soms naar vernissages. Heel bijzonder ook was dat het meisje in oranje badpak, die ik in 1992 in South-Carolina op het strand had gefotografeerd, twintig jaar later naar mijn opening in het Guggenheim in New York kwam. Dat vond ik echt geweldig!”  

“Tijdens het fotograferen moet je mensen goed observeren. Ik ga uit van de houdingen die mensen vanzelf aannemen. Het liefst geef ik zo weinig mogelijk aanwijzingen. Emma en Ben gingen gelijk goed zitten.”

Waarom portretteert ze eigenlijk zoveel jonge mensen? “Pubertijd heb ik nooit als het onderwerp gezien. Ik zie jonge mensen als een metafoor voor het idee dat alles zich nog moet vormen. Ze zijn nog in een staat van ‘flux’. Alles is nog in beweging; niets ligt al vast. Juist door mensen te isoleren en ze uit de context van het dagelijks leven te halen, til je ze op uit de werkelijkheid en worden ze als het ware symbolen van zichzelf. Ik probeer iets universeel te vangen, maar tegelijkertijd ook iets dat persoonlijk is. Juist door tijdens het fotograferen goed op details te letten, zoals een houding of een oogopslag, probeer ik iets wezenlijks van hen te tonen. Ik kijk graag naar de portretten van Rembrandt en Verspronck. Die portretten zijn door hun intensiteit nog altijd relevant. De mensen die zij portretteerden lijken zo van het doek te af te kunnen lopen.”

Ontdek de andere artikels uit het novembernummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!

Collectie van ons allen

In 1969 kocht het echtpaar Scholten-Miltenburg hun eerste sculptuur. Daarmee werd de basis gelegd voor de huidige collectie van het Museum Beelden aan Zee, die vandaag ruim 5.000 stuks telt. Sommige exemplaren zijn aangekocht, anderen uitgeleend en velen geschonken door particulieren. Het mag nu net zijn dat die vrijgevige verzamelaars een belangrijke schakel in de opbouw van de collectie vormen.


Bob Albricht

Zo’n kwart eeuw geleden, op zijn 25ste is Bob bij zijn inmiddels overleden vader Peter gaan werken in de kunsthandel. Die was in 1973 gestart met de kunsthandel en had in die tijd een breder aanbod met veel romantiek. Tegenwoordig ligt de focus meer op de late 19de eeuw met werk van Sluijters, Gestel en Van Dongen. Bij Karel Appel houdt het op. Hoe is de markt nu in coronatijd?

PAN Amsterdam in perspectief

Omdat PAN Amsterdam dit jaar niet fysiek kan plaatvinden, brengen de organisatoren en deelnemende handelaren ‘PAN in Perspectief’. Gedurende acht dagen openen de galeries hun deuren met een bijzondere tentoonstelling. COLLECT vroeg alvast aan enkelen voor welk kunstwerk men absoluut hun galerie moet komen bezoeken.

De designfamilie van Zaventem Ateliers

Toen de Belgische designer en interieurarchitect Lionel Jadot voor de zoveelste keer in de file stond op de Brusselse ring, werd zijn aandacht getrokken door het dak van een vervallen gebouw. Zo zag Zaventem Ateliers, een coworkingplek voor kunstenaars en designers, in september 2018 het levenslicht.

Ger Lataster

Het lijkt een abstracte voorstelling van primaire kleurvlakken, met extra nuances in groen en zwart: een drieluik vol beweging, turbulentie, cirkels en chaos. Toch blijkt er vanaf het linkerpaneel een mensfiguur wanhopig naar de toeschouwer te kijken. De wanhoop is begrijpelijk, de figuur valt naar beneden, z’n hoofd hangt onder. Het schilderij heet ‘Icarus Atlanticus’, een thema dat in het werk van de maker van het doek, de honderd jaar geleden bij Heerlen geboren Ger Lataster (1920-2012), een van de weinige constanten is.

Reinout van den Bergh over BredaPhoto2020

BredaPhoto 2020 is het grootste fotofestival van de Benelux dat om het jaar plaatsvindt op aansprekende binnen- en buitenlocaties in Breda. In zeven weken tonen nationale en internationale topfotografen – samen met nieuw talent – hun werk. Curator Reinout van den Bergh (1957) wandelt langs de verschillende plekken van het festival, en vertelt ondertussen over zijn stad en zijn werk.

Sarah de Clercq over Sotheby’s Nederland

De coronacrisis slaat overal hard om zich heen, zowel medisch als economisch. Hoe houdt het veilingwezen zich? ‘So far so good’ volgens de Managing Director van Sotheby’s Nederland.

Amsterdam Art & Antiques

Bijzondere tijden vragen om bijzondere maatregelen. Dat begreep de organisatie van het Amsterdam Art & Antiques Weekend ook. Na jarenlang een tweedaags open- deurweekend bij de handelaren in het Spiegelkwartier te hebben georganiseerd, duurt het evenement dit jaar een hele week. Want men kan nooit té veel kunst onder de aandacht brengen. Wij vroegen aan verschillende handelaren welk topstuk zij voor het voetlicht plaatsen tijdens de bijzondere kunstweek die doorgaat van 19-09 t/m 27-09.

Septembernummer 2020

Het septembernummer van COLLECT zal iets later in de bus vallen, namelijk rond 08-09.
Dit komt omdat we ervoor kozen onze medewerkers meer tijd te geven om het nummer voor te bereiden. Alle volgende nummers (oktobernummer, novembernummer, winternummer, …) zullen weer zoals gewoonlijk  aan het begin van de maand verschijnen.
Veel leesplezier!

De blijvende verwondering van Alice

“Een wonderlijk mooi land, met blauwe vogels, waar kinderen heen kunnen reizen door eenvoudigweg hun ogen te sluiten…” Sinds de publicatie van het oorspron- kelijke manuscript blijft ‘Alice in Wonderland’, van de Britse schrijver Lewis Car- roll, een van de meest invloedrijke boeken, geliefd bij jong én oud. Dat wil een door het Londense Victoria & Albert Museum georganiseerde tentoonstelling laten zien.

Een niet-essentiële noodzaak

Sinds Covid-19 staat het zwart op wit: kunst behoort officieel tot de niet-essentiële takken van de samenleving. Veilen, exposeren en verkopen blijken in deze tijden misbaar en overbodig te zijn. En toch, overal uiten mensen zich creatief. Zijn en blijven dit enkel amateurs? Liefhebbers? Of blijft er een markt bestaan voor verzamelaars en kijklustigen die niet zonder kunnen en handelaren en musea die daaraan beantwoorden? COLLECT sprak afgelopen weken met professionals uit de kunsthandel, het musea- en veilinglandschap, om te zien hoe zij omgaan met de verplichte quarantainemaatregelen.