De Germains: royaal zilver

De Germains, koningen van de edelsmeedkunst

De Germains waren de edelsmeden van de koningen, maar ook koningen van de edelsmeedkunst. Ze behoorden tot de vermaardste ontwerpers van hun tijd. Hun weg naar de top begon onder Lodewijk XIV. Het hoogtepunt van hun roem kwam in de rococoperiode, met de versiering van de salons van Lodewijk XV. Ze eindigden echter in een smadelijke ondergang. Nog steeds worden ze de grootste meesters van het rocaille genoemd. De beroemdste was Thomas Germain, die ook kan bogen op postume financiële erkenning: het veilingrecord in zijn categorie staat immers op zijn naam.

TEXTE: CHRISTOPHE DOSOGNE

Op 13 november 1996 ging bij Sotheby’s New York een zeldzaam stuk Frans zilverwerk uit de 18e eeuw onder de hamer. Het ging om een meesterwerk van raffinement. De prachtige, bijna 15 kilo zware soepterrine was in de jaren 1730 vervaardigd door de Parijse edelsmid Thomas Germain, een van de meest bedreven kunstenaars van zijn tijd. De grepen van de terrine hadden de vorm van een everzwijnkop, de gespleten hoeven van het dier vormden de poten. Het deksel was versierd met een stilleven, bestaande uit groenten, schaaldieren en een snip. Het stuk kon wedijveren met de beste werken van zijn tijdgenoot Jean-Baptiste Oudry (1686-1755), als schilder befaamd om zijn stillevens en jachtstukken. De terrine werd te koop aangeboden door de in Genève wonende Boliviaanse verzamelaar George Ortiz (1927-2013). Het Louvre, andere musea en sommige van de grootste verzamelaars van het einde van de 20e eeuw wilden het object maar wat graag aan hun collectie toevoegen. Uiteindelijk bood het Parijse museum dan toch niet mee. Wie de nieuwe eigenaar van dit meesterwerk werd is niet gekend maar het werd toegewezen voor $ 10,3 miljoen (€ 7,9 miljoen), een wereldrecord voor edelsmeedwerk en op dat moment het hoogste bedrag ooit neergeteld op een veiling voor Franse sierkunst. Na afloop van de veiling gaf Kevin Tierney, het toenmalige hoofd van de afdeling edelsmeedkunst van Sotheby’s, de volgende commentaar: “Het bedrag bevestigt de uitzonderlijke waarde van dit met geschiedenis beladen object, ontsnapt aan het bevel van Lodewijk XV om edelsmeedwerk te laten omsmelten ter financiering van de Zevenjarige Oorlog. Later gebeurde hetzelfde tijdens de Franse Revolutie.ˮ In welke zin is dit dan een uitzonderlijk stuk en wat rechtvaardigt die prijs?

Thomas Germain, koffiekan. Zilver en hout. Metropolitan Museum of Art, New York.

 

Dynastie van edelsmeden

Thomas Germain was de zoon van de befaamde edelsmid Pierre Germain (1645-1684), de eerste van een prestigieus geslacht. Pierre was de zoon van François Germain, die zijn meestertitel behaalde in 1642. Pierre Germain was een beschermeling van minister Colbert, die hem introduceerde bij Lodewijk XIV. Aanvankelijk was hij bekend als medailleur en metaalgraveur. Na het overlijden van Claude Ballin (1615-1678), de officiële edelsmid van het Franse hof, die de meeste van de befaamde zilveren meubelen van Versailles ontwierp, werkte Pierre zich in de kijker door de verbluffende virtuositeit waarmee hij bas-reliëfs ciseleerde, ter herdenking van de militaire overwinningen van de Zonnekoning. Vanaf 1680 zou de koning prestigieuze stukken hebben besteld voor Versailles (het is niet bekend welke precies). Als beloning voor zijn talent mocht Pierre Germain zijn intrek nemen in de fameuze galeries van het Louvre, waar tal van talentrijke kunstenaars waren gehuisvest. Pierre Germain overleed echter voor zijn veertigste. Hij had enkel de aanzet gegeven tot de roem van zijn geslacht. Het was een van zijn zonen die de reputatie van de Germains echt zou vestigen.

Thomas Germain (1673-1748), die zijn vader verloor toen hij elf was, volgde een opleiding in het atelier van schilder en graveur Bon Boullogne (1649-1717), die hem inwijdde in de klassieke Italiaanse kunst. Voor zijn uitzonderlijke talent kreeg hij al snel een medaille van de Académie. Hij genoot ook de bescherming van de markies van Louvois, waardoor hij naar Italië kon reizen. Daar bracht hij het eerste deel van zijn carrière door. Thomas Germain was een allround kunstenaar, ‘met goddelijke handen’, zoals Voltaire hem beschreef. Volgens zijn zoon François-Thomas was hij “een goede beeldhouwer, een goede modelleur, een goede tekenaar en een goede architectˮ. In 1691 zag hij zich door het overlijden van zijn beschermheer genoodzaakt in de leer te gaan bij een edelsmid in Rome, waar hij al snel blijk gaf van een uitzonderlijk talent. Niet lang daarna deden de jezuïeten een beroep op zijn diensten. Voor hen creëerde hij onder meer een grote zilveren heilige Ignatius. Onder leiding van broeder Andrea Pozzo (1642-1709) vervaardigde hij ook verschillende stukken edelsmeedwerk en sculpturen voor het altaar van de Gesù-kerk. Zeer gewaardeerd waren zijn vernieuwende en geraffineerde stijl, en de elegante manier waarop hij gietwerk wist te ciseleren. Thomas Germain verwierf al snel een uitstekende reputatie in heel Italië. Hij werkte een tijd in dienst van de stad Florence, en vervolgens in Livorno. In 1706 keerde hij terug naar Frankrijk, overladen met roem. De stukken die hij vanaf dan creëerde, zouden zijn reputatie nog meer glans verlenen. Zo kreeg hij bestellingen van Lodewijk XIV en de kinderen die de koning had met Madame de Montespan, met name Louis-Alexandre de Bourbon, de graaf van Toulouse. Hij werkte ook voor regent Filip van Orléans. Toen hij in 1720 zijn meestertitel behaalde, groeide zijn faam nog. In 1748 creëerde hij in opdracht van de koning de beroemde gouden girandoles, bestemd voor de koninklijke slaapkamer, in Versailles.

In 1726 bestelde koningin Marie Leszczyńska bij hem een luxueuze toilettafel. De stijl van Thomas Germain verraadde de invloed van het rocaille, dat in Frankrijk opkwam ten tijde van de Régence. Het sierlijke lijnenspel in zijn œuvre doet denken aan de windingen van schelpen. De inventarissen uit die tijd laten zien dat er een aanhoudende reeks bestellingen was, bedoeld om weer tot een volledig ensemble koninklijk zilverwerk te komen. Het ging met name om toilettafels, tafelserviezen en -versieringen. De vorige waren omgesmolten om er de eindeloze oorlogen van de Zonnekoning mee te bekostigen. Anderzijds wilde men ook de stijl van het Franse hof vernieuwen. Nog altijd had die stijl overal in Europa een sterke invloed. Thomas Germain werd door de Franse overheid ook gevraagd fraaie stukken te creëren om te schenken als diplomatieke cadeaus, waardoor zijn internationale faam nog meer groeide. Door de verbluffende artistieke kwaliteit van zijn stukken én door het feit dat hij zo populair was aan het hof werd Thomas Germain al snel de favoriete ontwerper van andere koninklijke hoven. In 1723 klopte de Portugese koning bij hem aan, in 1726 was dat de Spaanse en in 1733 het koninkrijk der Beide Siciliën.

Thomas Germain, soepterrine met deksel en standaard, 1729-1730. Zilver, 21,6 x 43,3 x 35,2 cm, 7,9 kg. Detroit Institute of Arts.
François-Thomas

Thomas Germain, die in 1723 zijn intrek had genomen in de galeries van het Louvre, waar hij ook zijn winkel had, stond aan het hoofd van een groot atelier, met een twintigtal medewerkers. Later zouden de meesten van hen ook voor zijn zoon gaan werken. Veeleisend als hij was, delegeerde Thomas Germain haast niets. Het beheer was volledig in handen van zijn vrouw, de dochter van een edelsmid. De geduchte zakenvrouw aarzelde niet een proces aan te spannen tegen wanbetalers, onder wie de fameuze markiezin van Parabère, de favoriete van de Regent. Haar kordate en onmisbare hulp zorgde ervoor dat het atelier van Germain op volle toeren kon blijven draaien. François-Thomas (1726-1791), die in 1748 zijn functie van koninklijke beeldhouwer-edelsmid erfde, moest het echter zonder die kostbare hulp stellen. Van zijn vader erfde hij ook de voorliefde voor de kunst van de vorige eeuwen – vooral de architectuur – én een grote technische vaardigheid. Wat zijn vader hem had geleerd, vulde hij aan met een opleiding aan de Academie voor schilder- en beeldhouwkunst. Van cruciaal belang waren de lessen die hij kreeg van Jean-Baptiste II Lemoyne (1704-1778), de vaste portrettist van Lodewijk XV en meester van het rocaille, een asymmetrische en overdadige decoratieve stijl, waarbij de nadruk lag op beweging en het pittoreske.

Nicolas de Largillière, ‘Portrait de Thomas Germain et sa Femme’, 1736. Olieverf op doek, 146 x 113 cm. Lissabon, Museu Calouste Gulbenkian, inv. 431.
Schrijfdoos in het Louvre

Behalve vakkennis erfde François-Thomas ook een collectie tekeningen en modellen die zijn vader zijn hele carrière lang had gebruikt en die voor hem van onschatbare waarde waren. Zijn eerste grote opdracht was blijkbaar een tafelservies, vervaardigd in 1752 voor de nabob van Golconda, al had de Portugese koning Johan V in 1747 al een schrijfdoos van vermeil bij hem besteld. Die schrijfdoos is nu trouwens te bewonderen in het Louvre. De Portugese koning verlangde van hem “het meest volmaakte ding dat hij kon vervaardigenˮ. In zijn door Christiane Perrin geschreven biografie staat het volgende te lezen: “François-Thomas Germain was meteen beroemd. Als geprivilegieerde edelsmid, gevestigd in de galeries van het Louvre, leverde hij aan alle hoven van Europa. Terwijl men in Sint-Petersburg en Lissabon zijn geciseleerde meesterwerken nog steeds bewondert, is men ook nog niet vergeten hoe het hele verhaal uitdraaide op een jammerlijk bankroet.ˮ Waar de vader het allemaal nog vrij bescheiden had aangepakt, bouwde de zoon het atelier uit tot een groot bedrijf, waar uiteindelijk wel 120 medewerkers aan de slag waren. Het atelier omvatte bovendien een school voor beeldhouwers. François-Thomas Germain liet het geld dat hij verdiende danig rollen en leidde een oogverblindende luxeleventje. Vanaf 1761 ging het echter bergaf. De bestellingen bleven binnenkomen, maar dat kon het dramatische einde niet meer afwenden, en in 1765 ging de zaak op de fles.Hoewel hij zijn titel van koninklijke beeldhouwer-edelsmid mocht behouden, lukte het hem niet erbovenop te komen of terug te keren naar het hof, waar zijn stijl ten tijde van Lodewijk XVI en Marie-Antoinette (die weigerden “onderdak te bieden aan een bankroetierˮ) werd verdrongen door de uitgepuurde stijl van Ange-Joseph Aubert (1736-1785). Die stijlevolutie, vanaf het begin van de jaren 1760, had Germain nochtans zelf zien aankomen. Vandaar dat hij niet alleen beeldhouwer Etienne Maurice Falconet (1716-1791), maar ook beeldhouwers Augustin Pajou (1730-1809) en Jean-Baptiste Pigalle (1714-1785) had gevraagd hem neoklassieke modellen te leveren. In het voorwoord van de eerder vermelde biografie schreef Gérard Mabille, de hoofdconservator van het paleis van Versailles: “Als edelsmid en beeldhouwer van de koning wist François-Thomas Germain onbetwistbare meesterwerken te creëren, in de stijl van het rocaille, om uiteindelijk als een echte wegbereider te kiezen voor de neoklassieke stijl, die toen begon te ontluiken.ˮ Helaas, er was geen redden meer aan. François-Thomas Germain stierf berooid en vergeten, en met die eerloze ondergang verdween meteen ook de faam van het geslacht.*Met dank aan Philippe d’Arschot voor zijn kostbare hulp!

Thomas Germain, kan, 1736-1737. Zilver, H. 22,5 cm. New York, The Metropolitan Museum of Art.

 

De edelsmeedtechniek

Thomas Germain was niet alleen getalenteerd maar ook technisch uitzonderlijk begaafd. Die vakkennis wist hij over te dragen op zijn zoon, al zou die uiteindelijk de praktische uitvoering overlaten aan anderen, om zichzelf volledig te kunnen wijden aan het ontwerpen en de artistieke leiding van zijn atelier. In dat atelier kon men kiezen uit een grote collectie bijzonder geraffineerde ontwerpen (meer dan zevenhonderd tekeningen). Eerst maakte men een model van was, klei of gips, dat men gebruikte als gietvorm. Daar goot men dan lood, koper of tin in. Vervolgens werd het lichaam van het object (terrine, middenstuk, toilettafel, kandelaar, enz.) bewerkt en voorzien van een weelderige versiering, soms in hoog reliëf. Het waren pareltjes van de rocaillestijl. Veel kleine opzetstukken (vruchten, wild, vissen, groenten, kruiden, enz.), vaak gemouleerd ‘naar de natuur’, had men nog te danken aan Thomas Germain. Men kon er eindeloos veel versieringen mee creëren. Vader en zoon beheersten ook als echte virtuozen technieken als het ciseleren (waarbij men met een steekbeitel figuren maakt in gegoten metalen voorwerpen), het graveren van motieven met behulp van een burijn, en het aanbrengen van kleine decoratieve sculpturen op het gegoten object. Andere effecten werden verkregen door het edelmetaal te bewerken met een hamer. Soms werd gekozen voor drijfwerk, waarbij een metalen blad op een houten kern werd aangebracht. Door het polijsten of bruineren van het metaal verkreeg men een glad, glanzend oppervlak. Sommige stukken, met name de zoutpotten, waren noodzakelijkerwijs vervaardigd van vermeil. Verguld zilver oxideert immers niet onder invloed van zout. In het Frankrijk van de 18e eeuw ontwikkelde men de techniek van het vergulden met behulp van kwik. Vermeil werd zo een volwaardig edelmetaal. (cd)

 

LEZEN
Christiane Perrin, ‘François-Thomas Germain, orfèvre des rois’, uitg. Monelle Hayot, Saint-Remy-en-l’Eau, 1999, IBSN 978-2-90382-418-1



Ontdek de andere artikels uit het winternummer hier of mis geen enkel nummer en abonneer je nu!